29 Juni 1936 115.
de vragen heeft kunnen voorbereiden, daar deze niet "bekend waren.
De heer Thijssen is van oordeel, dat de zaak is vertroebeld. Volgens
art.29 van het Reglement van Orde kan een lid met goedvinden van den Raad
een interpellatie houden overeenkomstig art.216 (oud art.18}) der Gemeen
tewet. Alsdan moeten de vragen, welke hij wenscht te stellen, vermeld
worden. Art.216 der Gemeentewet bepaalt dat de leden van het College van
B.en W.ieder afzonderlijk en tezamen, voor het door het College gevoerd
bestuur van de huishouding der gemeente, aan den Raad verantwoording
schuldig zijn en hem te dien aanzien alle verlangde inlichtingen geven.
De heer Nooder heeft zijn vragen niet behoorlijk geformuleerd, zoodat
hier eigenlijk geen sprake kan zijn van een interpellatie. Spreker wijst
er op dat hij in de vorige vergadering reeds heeft gevraagd wie het "or
gaan" is, waarop Spreker is medegedeeld, dat B.en W. het "orgaan" vormen.
Indien die meening onjuist is, dan dient een voorstel van B.en te komen
omtrent het samenstellen van een "orgaan". De Raad mag zeker nadere in
lichtingen van B.en verwachten.
De Voorzitter wil er de aandacht op vestigen dat art,216 der Gemeen
tewet spreekt over het gevoerd bestuur van de huishouding der Gemeente,
zoodat interpellaties daarover alleen gehouden mogen worden. De uitvoe
ring der Armenwet valt daar niet onder. Een interpellatie omtrent deze
zaak is dus niet mogelijk en de heer Nooder had vragen moeten stellen
overeenkomstig art.30 van het Reglement van Orde, waarop B.en dan ge
antwoord hadden.
De heer Nooder zegt dat men zeker van hem af wil komen, doch Spreker
kan dat niet toestaan. Spreker stelt voor de steunregeling in den ouden
toestand terug te brengen met terugwerkende kracht. De menschen kunnen
geen dag en geen nacht langer wachten. Spreker zegt dat het niet zijn be
doeling is te requestreeren aan den Minister, als dat niet noodig is,
doch hij zou alleen willen, dat de steunregeling weer met terugwerkende
kracht tot de oude steunbedragen wordt teruggebracht. De bezuinigingen,
welke de Wethouder zich voorstelde, zijn zeer gering, terwijl diens argu
menten niet aanvaardbaar zijn.De werkelijke toestand bij de werkloozen
moet onder oogen worden gezien. Naar Sprekers meening heeft de Wethouder
zijn prestige vergooid door een verlaging aan te kondigen van f.1,en
daarna weer terug te moeten krabbelen. Wanneer de Wethouder de oude rege
ling weer gaat aanhouden, dan zal hij aan prestige winnen. Spreker ver
zoekt zijn voorstel te aanvaarden.
De heer van Breukelen is van oordeel dat op zeer onrechtmatige wijze
op de steunbedragen is beknibbeld. Spreker vindt deze daad van den Wethou
der zeer onsympathiek. Spreker, die het voorstel van den heer Nooder
steunt, wenscht een uitspraak van den Raad.
De heer de Nies zegt dat het voor het "orgaan" moeilijk is zich de
nooden van het volk in te denken. De Wethouder heeft zich gevrijwaard
voor deskundige inlichtingen, terwijl ook de organisaties niet gehoord
zijn. Zulks is onjuist geweest. Spreker dringt er met klem op aan dat de
Wethouder op zijn besluit terugkomt. De Wethouder, die in een andere
sfeer leeft, sticht, doordat hij zich de toestanden niet kan indenken,
leed onder de arbeiders. De winkeliers worden ook getroffen. Wanneer een
belegerde vesting moet uapituleeren, dan gebeurt het wel dat de bevelvoer
der mag terugtrekken, hetgeen eervol kan geschieden. Laat de Wethouder
thans ook eervol terugtrekken ten aanzien van de steunbedragen. De bedra
gen zijn te laag; de kosten van kleeding en dekking zijn niets minder ge
worden; bovendien hebben veel menschen geen grond om daarop aardappelen
enz, te verbouwen. Het orgaan moet gevormd worden zooals dat behoort. Het
moet uit menschen bestaan, die op de hoogte zijn met de nooden van het
volk.