9 December 1936 232.
tweede voorstel van B.en willen .anvaarden, evenwel met een mildere regeling
en wel in dier voege, dat de "betrokkene de eerste 2 jaren niet zender inkomen
zal zijn. Spreker stelt voor de navolgende vergoeding tce te kennen; 3 maan
den 100 van zijn laatst genoten loon, 3 maanden 70 '/o, 6 maanden 50 en 12
maanden 25 In voor den persoon, èn voor de omgeving vindt Spreker het niet
gewenscht dat hij weer in den dienst terugkomt. In 't "belang van den persoon
dient evenwel de "billijkheid "betracht te worden.
De heer Hom zou nog wat royaler met de toekenning van de vergoeding wil
len zijn, doch Spreker veronderstelt dat een dergelijke uitgave nimmer door
Gedeputeerde Staten goedgekeurd zal worden, daar de gemeente noodlijdend is.
Men zegt dat een ruim standpunt meet worden ingenomen, en daarom voelt Spre
ker er meer voor om Vos een proeftijd te geven, zooals de-Commissie Openbare
Werken adviseert. Spreker vraagt zich tenslotte af of Vcs nu na 19 jaren dienst
tijd door zijn feuten ineens ongeschikt is voor den dienst.
De keer Hoeder komt weer terug op de gezagskwestieSpreker vraagt dan
hoe de houding van het gezag tegenover den betrokken persoon is geweest toen hij
zijn superieuren heeft beleedigd. De houding van het gezag is naar Sprekers
oordeel niet juist geweest. Spreker zou den betrokkene een half jaar of drie
maanden op proef te werk willen stellen en hem dus de kans geven zich te ver
beteren. De motieven, welke geleid hebben tot het voorgestelde ontslag acht
Spreker gezocht. Men meet hem echter niet bij Gemeentewerken tewerk stellen,
doch hem een andere functie geven, b.v. die van chauffeur der politie-, tevens
gemeenteauto. Verder kan hij stoker zijn van de Centrale verwarming in het
Raadhuis, terwijl hij voorts kan zorgdragen voor de verzorging van de lampen
der straatverlichting,
De heer Endendijk zegt dat voer hem vaststaat, dat men over 3 of 6 maanden
voor hetzelfde geval zal komen te staan wanneer Vos weer in dienst komt. Spre
ker wijst er cp dat zijn voorstel geen straf inhoudt, doch dat dit voorstel
in 't belang is zoowel van den betrokkene als van den dienst.
De heer Hom vraagt wat de gemeente moet doen wanneer Gedeputeerde Staten
de voorgestelde vergoeding niet goedkeuren. De man heeft dan niets en zelfs
geen recht meer om in beroep te gaan tegen de beslissing van den Raad.
De heer Endendijk wil dan besluiten dat, voer het geval Gedeputeerde Sta
ten de uitgaven niet accepteeren, de Raad weer op deze zaak terugkomt
De heer Stroband wijst er cp dat volgens het voorstel van B.en V. de be
trokkene niet ontslagen wordt bij wijze van straf, doch wegens ongeschiktheid,
and.rs dan wegens ziels- of lichaamsgebreken. Vos zal natuurlijk in beroep
gaan, en dan veronderstelt Spreker, dat het Ambtenarengerecht de vergoeding
veel te gering zal achten, ook al zou het voorstel van den heer Endendijk wor
den aangenomen.
De Voorzitter wijst er op dat de toekenning van de vergoeding een finan
cieel besluit is, hetwelk de goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten.
De heer Hom merkt op dat de ambtenarenrechter nooit een uitspraak doet
omtrent het geschikt of ongeschikt zijn.
De heer ïhijssen heeft geconstateerd dat de heer Endendijk een goed hart
heeft en barmhartig is. Spreker prijst dit zeer. Verder heeft de heer Hooder
zijn meening naar voren geschoven, waarmede Spreker het eens is. Spreker, die
ook nog een eigen meening omtrent deze zaak heeft, heeft met aandacht kennis
genomen zoowel van het eerste als-v an het tweede voorstel van B.en Het
eerste voorstel hield een straf in; de minderheid van B.en was barmhartig,
en met de zienswijze van die minderheid zou Spreker accoord willen gaan. Men
moet den betrokken persoon een half jaar proeftijd geven en dan dient hij niet1
terug te keeren naar het oude bedrijf, omdat daar wrijving is. Spreker vindt
het erg Yiranneer een ambtenaar uit zijn betrekking gezet wordt, en waar men bij
Gemeentewerken niet eensgezind is, zou Spreker B.en W» in overweging' willen
geven