30 December 1936 267. het mogelijke moet naar Sprekers meening worden gedaan om bedoelde bijdrage te verkrijgen, De Voorzitter zegt dat hij zich als hoofd der politie zou moeten verzet ten tegen de aanwijzing van een andere woning voor den betrokken agent. De te genwoordige woning staat op eer goede plaats. Voorts zegt Spreker dat het te genwoordige gymnastieklokaal voorloopig nog kan blijven staan, zoodat een nieuw lokaal niet noodig is. Klachten omtrent den tegenwoordigen toestand wer den niet vernomen. Waar de gemeente zelf voor den bouw van een brandweergarage grond heeft aan de Luitenant Koppenlaan, moet zij geen grond gaan koopen of ont eigenen. De heer Thijssen vraagt of het stilzwijgend wordt goedgevonden dat ge meentewerken hem een schetskaart net opmeting verschaft betreffende den door hem bedoelden bouw. De Voorzitter zegt dat de Raad daaromtrent niet behoeft te beslissen. De ze aangelegenheid kan door den betrokken Wethouder worden geregeld. Wethouder de Bruijn zegt dat de ambtenaren niet in het geweer geroepen kunnen worden voor vervaardiging van plannen, welke toch niet uitgevoerd kun nen worden. De Voorzitter meent dat deze geheele zaak toch weer door de Commissie Openbare Werken zal worden bekeken. De heer van de Ven dringt er op aan dat het voorstel van den heer Thijssen wordt besproken in den Haag. Wethouder Gasille is van meening dat nimmer steun uit het Werkfonds voor dit plan is te verkrijgen. Wanneer Spreker echter nog eens bij den Inspecteur komt, dan wil hij die zaak gaarne bespreken. Na deze toezegging wordt het voorstel van B.en 'V. zonder hoofdelijke stemming aanvaard. 262. MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON (3e afd.no.l695). Vaststelling zan een nieuw Reglement voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Bij schrijven dd. 23 December 1936, no.1695 stellen B.en W. voor het aan geboden ontwerp-reglement thans vast te stellen met inachtneming van het in hun schrijven medegedeelde en de in hun vorig prae-advies dd. 1 Dec.1936, no. 1695 gevraagde besluiten ten aanzien van de toe te kennen vergoeding aan de armbezoekers en het presentiegeld voor commissievergaderingen te willen nemen. De heer Nooder merkt op dat voorgesteld wordt Maatschappelijk Hulpbetoon in den vervolge te doen bestaan uit 5 leden, terwijl er thans 1 leden zijn. Bovendien zullen volgens de nieuwe voorgestelde regeling leden van den Raad niet meer lid van Maatschappelijk Hulpbetoon kunnen zijn. Spreker, die zich niet met deze regeling kan vereenigen, wijst er op dat enkele jaren geleden nog de wenschelijkheid is uitgesproken, dat Maatschappelijk Hulpbetoon zou be staan uit 9 leden. Spreker zou daartoe thans willen besluiten en daarbij be paald willen zien, dat van die 9 leden 3 leden uit den gemeenteraad worden ge kozen, opdat de gemeente meer zeggenschap in Maatschappelijk Hulpbetoon zal hebben. De heer Thijssen kan zich niet vereenigen met de latijnsche uitdrukking "periculum in mora", voorkomende in art.51. Hiervoor in de plaats wenscht Spre ker te lezen "dringende noodzaak". Voorts zegt Spreker dat hem de zienswijze van den heer Nooder tegenvalt en Spreker juicht dan ook het voorstel van B.en V. om het aantal leden te beperken, toe. Het is niet gewenscht dat in Maat schappelijk Hulpbetoon leden van den Raad en leden van instellingen, als be doeld in art.2, b., c. en d. der Armenwet, zitting hebben. Maatschappelijk Hulpbetoon moet zelfstandig kunnen oordeelen en geen invloed moet van buiten af worden uitgeoefend. Spreker zegt voorts dat niet in de verordening gezegd behoeft te worden, dat ook vrouwen tot lid benoembaar zijn. Er staat dat er 5 leden zullen zijn, dus men kan ook vrouwen benoemen. Spreker meent evenwel dat de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1936 | | pagina 534