18 Juni 1937 93.
De heer Zijlstra zegt met aandacht de toelichting van den Wethouder
vernomen te hebben. Spreker betwijfelt of de gevel van het geprojecteerde
gebouw wel zooveel hooger zal zijn als de andere gevels der drie onder één
dak gestichte woningen aan het Kerkpad, Spreker adviseert de bouwvergunning
te verleenen.
De heer Hilhorst concludeert uit het gezegde van den heer Endendijk,
dat te dezer zake geen juist economisch beleid is gevoerd. Men had allicht
na gepleegd overleg direct tot een oplossing kunnen komen. Spreker heeft
geen enkel bezwaar tegen dezen bouw5 z.i. zal dit bouwwerk niet hooger zijn
dan de overige woningen.
Wethouder de Bruijn zegt dat de Schoonheidscommissie, toen zij het
tweede plan ter beoordeeling kreeg, tot de overtuiging is gekomen, dat het
bouwwerk niet paste in die omgeving. Niettegenstaande het oordeel dier Com
missie, hebben de bouwers hun aanvrage toch willen forceeren. Voorts zegt
Spreker, dat geen enkele termijn door B.en W. is overschreden.
De heer Hilhorst blijft van meening, dat B.en W. naar een oplossing
hadden moeten uitzien.
De Voorzitter zegt dat men wel degelijk rekening moet houden met het
goede, wat men in Soest heeft. Sinds Spreker hier is komen wonen, is het
dorp veel leelijker geworden. Er is veel bedorven en geknoeid ten opzichte
van den bouw. Spreker zou het meer dan erg vinden, indien het voorgestelde
bouwwerk aan het Kerkpad tot stand zou komen. Spreker meent dat men later
spijt zal hebben, wanneer men dezen bouw toestaat.
De heer Thijssen betreurt het dat B.en W» in de vorige vergadering
geen antwoord op zijn vraag hebben gegeven. Door den Secretaris wordt in
middels het schriftelijk antwoord wel getoond, doch dit was niet aanwezig,
toen Spreker inzage van de stukken nam. In dit verband wijst Spreker op de
verplichting van den Secretaris, voorkomende in de eerste zinsnede van art.3
van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Raad. Volgens de
ze bepaling draagt de Secretaris zorg, dat alle stukken, betrekking hebben
de op de in een vergadering te behandelen onderwerpen, op het tijdstip der
verzending der oproepingsbrieven voor de leden ter inzage liggen. De wette
lijke toepassing van dit artikel moet in 't vervolg gebeuren.
De Voorzitter zegt dat men zeker de welwillendheid om de stukken vroeg
te verzenden, moest apprecieeren. Spreker acht het beter de stukken, die
gereed zijn, een paar dagen eerder te sturen dan te wachten, totdat alle
stukken gereed zijn. Spreker had dienaangaande dan ook voor deze vergade
ring opdracht gegeven.
De heer Thijssen zegt niet te weten of er ook termijnen zijn overschre
den. We1 wil Spreker er de aandacht op vestigen, dat men nog met de bepalin
gen der oude verordening rekening moet houden. Men heeft hier in de verga
dering gehoord de stem van den deskundige, den heer Zijlstra, die geadvi
seerd heeft de bouwvergunning toe te staan, zoodat Spreker dienovereenkom
stig zou vallen besluiten.
De heer Hornsveli is van oordeel, dat de Schoonheidscommissie zich niet
overal gaat oriënteeren, hetgeen Spreker betreurt. Zulks is Spreker korten
tijd geleden nog gebleken.
De heer Hom bepleit nog eens het plegen van overleg tusschen bouwer
en Schoonheidscommissie. Door het aanbrengen van een enkele wijziging zal
men wellicht tot overeenstemming komen.
Het voorstel van B.en W, om de gevraagde bouwvergunning in beroep niet
te verleenen, wordt hierna in stemming gebracht en verworpen met 10 tegen 3
stemmen. VdtJr het voorstel stemden de heeren Hornsveld, Gasille en de Bruijn.
De vergunning wordt hierna zonder hoofdelijke stemming verleend met aantee-
kening, dat genoemde drie leden geacht willen worden te hebben tegenge
stemd.
93. HINDERWET