16 Juli 1937110,
De heer Thijssen merkt op dat deze functie toch voorkomt op de candida-
tenlijsten, "bedoeld in het capitulantenbesluit.
De Voorzitter zegt dat de functie van badknecht in deze gemeente geen
gemeentelijke functie is. Het Natuurbad is in hinden van een stichting en
het bestuur dier stichting heeft te beslissen over aanneming van personeel.
De heer Thijssen is op grond van de wettelijke voorschriften van oordeel,
dat zijn voorstel juist is. De Raad moet "functies" aanwijzen en dit doet hij,
wanneer er minstens twee worden aangewezen,. Aan het wettelijk voorschrift is
alsdan voldaan.
De heer Nooder zegt dat men geen functie dient aan ter wijzen, welke in
deze gemeente niet bestaat. Spreker wijst op de bedoeling van het capitul anten-
systeem. Men wil personen, die bij het leger in functie zijn, een kans geven
om een functie te vervullen bij het Rijk of de Gemeente. Zulks kan voor de
betrokkenen van belang zijn in verband met aanspraken op pensioen enz. Men
kan er lang en breed over praten, doch dat geeft niets. Het beste is te stem
men of men al dan niet vóór de verordening is. Het thans door den heer Thijs
sen voorgestelde noemt Spreker "Jan KLaassen".
De heer Thijssen wil niet verder ingaan op de onfatsoenlijke woorden
van den heer Nooder, aangezien Spreker zich daarvoor te fatsoenlijk acht.
De heer Nooder meent dat de heer Thijssen niet over fatsoen moet spre
ken, want dan zou Spreker nog wel eens andere dingen kunnen zeggen en open
haar maken. Spreker zou dan een boekje open kunnen doen, zoo zelfs, dat de
heer Thijssen den volgenden keer hier wel eens niet meer aan de tafel zou
zitten.
De heer Th ijssen, die alleen een opmerking heeft gemaakt op het gezeg
de van den heer Nooder omtrent "Jan KLaassen" zegt vervolgens, dat het capitulan
tenstelsel eerst werd ingevoerd in Duitschland en dat het daarna in Neder
land is overgenomen.
De Voorzitter, die in de woorden van den heer Nooder niets beloedigends
voor den heer Thijssen kon vinden, o»— aie WOOrden een wel meer gebezigde
uitdrukking vormen, zegt dat de capi tul ontenreg-exx,.0 - ■Ko1 an£. van
leger en vaderland is. Het is de bedoeling, dat men in het leger jonge
ten heeft, en dat de oudere krachten, die niet moeten worden beschouwd als
te zijn minderwaardige krachten, een functie kunnen vervullen bij het Rijk of
de gemeente. De belangen van het leger worden gekoppeld aan die der gemeente.
Bovendien verdienen de hier bedoelde personen geholpen te worden. Spreker
zegt een groot voorstander te zijn van de capi. tul anten-regeling.
De heer Hom vindt het jammer, dat over deze zaak zoo lang gesproken
wordt. De heer van den Berg wil het aantal ambten in de lijst verminderen,
waardoor dan zooveel mogelijk inwoners bij benoemingen kunnen voorgaan. Naar
Sprekers meening moet op het voorstel van den heer van den Berg worden inge
gaan.
De Voorzitter wijst er op, dat er gemeenten zijn, waarin reeds stemmen
zijn opgegaan, als door den heer van den Berg bedoeld. Een dergelijk stand
punt werd echter niet van hoogerhand geaccepteerd. Men moet derhalve de amb
ten vaststellen, zooals deze in de lijst zijn vermeld.
De heer Stroband merkt op, dat volgens het capitulanten-reglement de in
de lijst 'bedoelde functies door capitulanten vervuld moeten worden. Daar is
niet aan te ontkomen, doch Spreker heeft er bezwaar tegen, dat zoo' n capitu—
lant direct in vasten dienst moet worden benoemd. Spreker vdl.de capitulan
ten-verordening wel aanvaarden en opvolgen, maar dan bepalen, dat de benoe
ming zal geschieden tijdelijk of voor een proeftijd van b.v. één jaar. Indien
een capitulant bij tijdelijke benoeming blijkt niet te voldoen, dan heeft de
gemeente het recht hem niet in vasten dienst aan te stellen. In het leger zijn
inderdaad goede krachten, doch er zijn ook wel menschen onder, die de kantjes
er af loopen, zoodat Spreker meent, dat men niet al te hooge vervrachtingen
van