6 October 1937 162. z.i. niet noo^ig is, daar op deze straat geen druk verkeer is. De heer Hilhorst meent dat de heer Thijssen dit zelf behoort te weten. Een en nader komt in het uitbreidingsplan voor, waaraan de heer Thijssen des tijds zijn goedkeuring heeft gehecht. De heer Thijssen weet dus blijkbaar niets van deze zaak. Wethouder Gasille merkt op dat de heer Thijssen heeft beweerd, dat op de Molenstraat geen druk verkeer is, Spreker is het daarmede niet eens. Op deze straat is zeker een druk verkeer te verwachten, d.aar zij een verbindings weg vormt tusschen den Rijksweg en den Nieuweweg. De Molenstraat loopt dwars over De Eng, en het is gev/enscht, dat het oog wordt gevestigd op een behoor lijke bebouwing langs dien weg. De breedte van de Molenstraat is een zaak, welke later aan de orde komt, en welke bij de betrokken raadscommissie aller eerst onder het oog zal worden gezien. Ter bepaling van de breedte heeft men voorts als uitgangspunt het oude plan. Het zal gewenscht zijn daarmede reke ning te houden0 Spreker zegt voorts, dat B,.en We de betrokkenen zeer zeker ter wille zullen zijn, Dit is den betrokkenen voldoende medegedeeld tijdens de besprekingen, welke in de vergadering van B,en W. hebben plaats gehad. De heer Thijssen heeft gezegd, dat de leden in de raadsvergadering van 21 Sept.j.l, niet voldoende werden voorgelicht, doch Spreker wil even opmerken, dat de zaak uitvoerig werd toegelicht. De led.en konden alle mogelijke inlich tingen hekomen; de teekeningen lagen op tafel, maar de heer Thijssen bleef zitten en nam g 3en inzage van de teekeningen. De Raad is volkomen ingelicht, en wanneer men verzuimd heeft inlichtingen te vragen, dan treft B.en W. geen schuld. De heer Helmus vermeende, dat aan het Gemeentebestuur officieel zou zijn gevraagd welke bebouwing op de gronden tot stand zou kunnen komen. Een dergelijk verzoek is nimmer bij B.en W. ingekomen. De heer van den Berg heeft gevraagd naar het doel dezer vergad_ering, doch Spreker meent dat de heeren, die de vergadering hebben aangevraagd, daarop beter een antwoord kunnen ge ven. Naar aanleiding van het gezegde van den heer Strohand, zegt Spreker, dat hij den toestand t.o.v. het uitbreidingsplan als volgt beschouwt. Het uitbreidingsplan is vastgesteld door don Raad, en goedgekeurd door Gedeputeer de Staten met aanbrenging van enkele wijzigingen, doordat er enkele gedeelton worden uitgelicht. De eindbeslissing is nog aan de Kroon. De Kroon kan nu zeggen, dat zij accoord gaat met het standpunt van Gedeputeerde Staten, doch zij zou ook wel eens kunnen zeggen, dat zij daarmede niet accoord gaat en zich aansluit hij het plan der gemeente. Het plan der gemeente met de daarop aangebrachte wijziging door Gedeputeerde Staten berust bij de Kroon. De be slissing omtrent het plan is dus nog niet onherroepelijk geworden. Daarom vermeent Spreker persoonlijk, dat de beslissing op bouwaanvragen, welke op de terreinen aan de Molenstraat betrekking hebben, aangehouden mogen worden ■wanneer zij strijden met het uitbreidingsplan, Voor alle zekerheid hebben B.en W. het echter wenschelijk gevonden, dat een partieel plan voor de Mo lenstraat zal worden voorbereid. De heer ^t^ohand vraagt of hier sprake is van een toevallige of wette lijke omstandigheid. Gedeputeerde Staten hebben het uitbreidingsplan eenigs- zins gewijzigd en spoedshalve met roode lijn aangegeven datgene, wat ze uit het plan gelicht willen hebben. Nu is de vraag van Spreker of de Kroon in gewone omstandigheden het plan ontvangt, zooals dit door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd, dan wel het plan, zooals dit door de gemeente werd ingediend. Wethouder Gasille deelt mede, dat de Kroon het plan heeft ontvangen, zooals dit door den Raad werd vastgesteld en waarop de door Ged.eputeerde Staten aangebrachte wijzigingen voorkomen. De zaak zou te lang opgehouden worden, indien eerst nog een nieuwe teekening voor de Kroon moest worden ge maakt, De Wet bepaalt niets omtrent oen en ander. Spreker zegt voorts, dat door het besluit, dat een partieel plan zal worden voorbereid., de zekerste weg

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1937 | | pagina 324