21 December 1957 196»
neming van het voorstel van B.en verdubbeld worden. De meerdere rechten,
welke men wil heffen, zullen moeten komen uit de zakken van de winkeliers,
die al gedupeerd worden. De Minister zegt nu wel geen bezwaar te hebben te
gen een heffing van 4 cent, hetgeen Spreker zeer goed kan indenken, want
elke belastingverhooging komt ten bate van het Rijk. Spreker heeft nu niet
de bedoeling dit te gebruiken als argument, doch de mededeeling van den
Minister acht Spreker van zoodanigen aard, dat het als een laconiek ant
woord kan worden beschouwd op datgene, wat voorafgegaan is, Men heeft hier
tot taak de gemeentehuishouding te bekijken, zooals deze is, en wanneer
dan de keuringsdienst een winst oplevert van f,1.765,85» vraagt Spreker
zich nogmaals af hoe men den moed heeft de bedoelde keurloonan met 100% te
verhoogen. Tenslotte wijst Spreker nog op de toelichting op art,8 der
Vleeschkeuringswet, waaruit blijkt, dat dit artikel noodig is om te voorko
men, dat de handel in vleesch noodeloos wordt bemoeilijkt, wat ter wille
van plaatselijke belangen anders allicht zou geschieden.
De heer van Breuk el en, die opmerkt, dat in het agenda-punt in plaats
van 25 Juni "29 Juni" moet worden gelezen, is van oordeel, dat de heer Noo-
der destijds goed heeft gezien. Zulks is gebleken uit het advies van den
Inspecteur der Volksgezondheid en uit dat van den Minister. Spreker vraagt
of art.8 der Vleeschkeuringswet in vergelijking tot vroeger soms oen wijzi
ging heeft ondergaan. Tenslotte merkt Spreker nog op, dat de crisis-heffing
nu verdwenen is, doch dat men thans weer voorstelt een heffing langs ande
ren weg in te voeren. Spreker acht dit onjuist.
De heer Endendijk is van meening, dat art,194 der Gemeentewet voor
alle plaatselijke verordeningen geldt. Wat art.8 der Vleeschkeuringswet be
treft» zegt Spreker» dat de Minister zich do vrijheid kan voorbehouden van
dat artikel af te wijken» Spreker vindt het zeer eigenaardig, dat in vele
omliggende gemeenten wel een keurloon op ingevoerd vleesch wordt geheven
van 4 cent, en waarom kan dat nu in Soest niet? In die gemeenten zijn de
keur- en slachtloonen niet lager dan te Soest. Het was eigenlijk zeer on
billijk, dat Gedeputeerde Staten geen sanctie verleenden aan de aanvanke
lijk voorgestelde verhooging» om reden dat do slachtplaats hier niet een be
drijf is van de overheid, doch een particulier bedrijf op coöperatieven
grondslag. De Minister is inmiddels van standpunt veranderd, omdat een on
eerlijke concurrentie tegen de gemeente Soest als onbillijk werd beschouwd.
Spreker is van oordeel, dat men wel rekening moet houden met de slachtplaats
in de gemeente. De aanwezigheid dezer particuliere slachtplaats is een be
sparing van kosten voor de gemeentehuishoudingDe Inspecteur van de Volks
gezondheid, die geen voorstander van het coöperatieve stelsel is, heeft de
eerlijkheid betracht en kan zich thans vereenigen met de heffing van het
zelfde invoerkeurloon, dat in omliggende plaatsen geheven wordt. Spreker
is het er volkomen mee eens, dat de Keuringsdienst geen winstgevend bedrijf
mag zijn en daarom zijn in de raadsafdeeling reeds stemmen opgegaan om de
keurloonen te verlagen. Wórdt het tarief voor keuring van ingevoerd vleesch
verhoogd, dan is er alle reden om de keurloonan te verlagen. De gemeente
is verplicht de eerlijkheid te betrachten tegenover een inrichting, die de
belangen der gemeente behartigt.
De heer van den Berg vraagt waarom nu voorgesteld wordt de keurloonen
van ingevoerd vleesch te verhoogen tot 4 cent, daar toch genoegen werd ge
nomen met een keurloon van 5 cent. Wij hebben niets met andere gemeenten
te maken. In de gemeente zijn geen erkende grossiers, en wanneer de winke
liers nu elders eens vleesch willen koopen, dan is de verhooging van het
invoerkeurloon zeer ten nadeele van die winkeliers. Zij moeten dan nog
eens een extra-belasting van 4 cent betalen, daar zij ook elders reeds
keur- en slachtloonen hebben betaald. Het i3 niet in het belang der gemeen
schap, dat het voorstel van B.en W, wordt aanvaard. Spreker wil den midden
weg