5 Mei 1938 54.
Bij schrijven dd. 22 April 1938, no.874 stelt de meerderheid van het
College van B,en W. voor de rente van bedoelde hypothecaire geldleening,
welke thans nog f.52.403,-- bedraagt, te brengen op 4t%, zulks gerekend van
1 April 1938 af. Zij verzoekt dienovereenkomstig te willen besluiten en
daartoe over te gaan tot wijziging van het in de vergadering van 11 Nov.
1929 genomen besluit tot het verstrekken dezer geldleening. Op grond van de
motieven, vermeld in bovengenoemd schrijven is de minderheid van het Colle
ge van oordeel, dat de hier bedoelde rente niet verder dan tot 427" per jaar
moet worden verlaagd en stelt voor daartoe wel te willen besluiten en zulks
met ingang van 1 April 1938.
T-e heer van den Berg zegt dat het hem verwondert, dat er nog een nun-
derheidsvoorstel van B,en is om niet in te gaan op het verzoek der N.V.
Centrale Slachtplaats om de rente te verlagen tot 4f7°. Volgens Spreker is
een rente van 4tf° in dit geval toch nog aan den hoogen kant. De motieven
van de minderheid van B.en W. zijn dan ook wel degelijk aanvechtbaar en niet
in het financieel belang der gemeente. Er is voldoende overwaarde. Men moet
niet alleen rekening houden met den grond en de gebouwen, doch ook met de
machines en de verdere vaste inrichtingen. Voorts moet men niet uit het oog
verliezen dat, wanneer de N.V.Centrale Slachtplaats eens zou worden opgehe
ven, de gemeente dan zelf voor eon exploitatie zou komen te staan, hetgeen
zeer zeker veel en veel meer zou kosten»
re heer Endendijk zegt dat hem het voorstel van de minderheid van B.en
W, erg is tegengevallen. Volgens Spreker zou hot veel billijker geweest zijn,
wanneer de rente werd bepaald op 4%. Een voorstel tot bepaling van een der
gelijk percentage in de tegenwoordige situatie zou hooi wat sympathieker
zijn geweest dan de thans door den Wethouder van Financiën aangenomen houding.
De heer van Klooster zegt dat hij eigenlijk ook een voorstel had ver
wacht om de rente te bepalen op 47°» Spreker, die het in dit opzicht oons is
mot den heer Endendijk, zegt voorts nog, dat hij in de vaste veronderstel
ling is, dat de N»V, wol op andere wijze geld kan verkrijgen tegen een ren
te, lager dan 4Spreker stolt daarom voor do rente te bepalen op 4
De heer Stroband meent dat men rekening moet houden met de werkelijk
heid, Wanneer men de werkelijke waarde van het onderpand in aanmerking neemt,
is de hypotheek z6<5 hoog, dat er eenige speculatie in zit. Waar er dus spra
ke ie van eenige risico voor de gemeente, moet het rentetype niet te laag
zijl. Daarom sluit Spreker zich aan bij het voorstel van de minderheid van
B.en
Wethouder Gasille meent dat het minderheidsvoor stel van B.en W, in het
financieel belang der gemeente is. Bij Spreker is dan ook geen sprake ge
weest van een zekere antipathie of sympathie. Waar de gemeente reeds bijna
van het bedrag der restant hypothecaire leening betaalt als kosten voor
controle der administratie, en de gemeente bij een rente van 42netto onge
veer 4tfo van haar geld trekt, is Sprekers voorstel alleszins billijk. Hierbij
komt nog, dat het onderpand niet voldoende is voor het bedrag der hypotheek,
zoodat er wel sprake is van eenige risico voor de gemeente. Spreker acht mits
dien een rente van 4è$ alleszins billijk.
De heer Hornsveld vraagt of er mogelijkheid is van opheffing van het
slachthuis. Spreker, die meent dat zulks niet mogelijk is, acht het dan de
beste oplossing, dat de rente zoo laag mogelijk wordt bepaald, opdat hooge-
re aflossing mogelijk is.
Voorzitter merkt naar aanleiding van de gehouden besprekingen op,
at het thans nog geen St.Nicolaas is en het niet noodig is om de rente te
verlagen tot 4%, zooals de heer van Klooster bepleitte. Het zou onjuist zijn
°m T bepalen, daar de N.V, verzocht heeft de rente te verlagen tot 4
e' koer van Klooster zegt dat het laatste ham niet bekend was, zoodat
13 daarom zijn voorstel om de rente op 4$ te bepalen, intrekt.
De