20 Juni 193874»
De heer van de Ten zegt uit de stukken te hebben gelezen, dat B.enW,
een vinnigen strijd hebben gevoerd met de Commissie van Overleg inzake de
gemeentebegrootingen omtrent het standpunt dier Commissie, dat een bedrag
ad f.13,000,als bijdragen aan andere gemeenten in de kosten van Rijks
Hoogere Burger Schol en en Gymnasia naar den dienst van het volgend jaar moet
worden overgebracht-, Spreker vraagt of het niet mogelijk was om den strijd
vol te houden, aangezien het naar zijne meening niet te verwachten is, dat
men voor 1938 zoo optimistisch kan zijn,
Wethouder Gasiile zegt dat, toen de Regeering niet meeging met het voor
stel der gemeente om bedoelde bijdragen over 1936 en 1937 volledig te beta
len uit den dienst 1937, het voor B.en hetzelfde bleef of die bijdragen
werden gebracht ten laste van den dienst 1937 dan wel van 19 38. De bijdragen
moeten toch betaald worden» Hoewel B,en?, liever hadden gezien, dat ze ten
laste van den dienst 1937 kwamen, geeft het eigenlijk weinig verschil of ze
in 1937 dan -wel in 1938 betaald worden.
De heer van de Ven vraagt of men dus hierin onherroepelijk moet berus
ten.
Wethouder Gasiile antwoordt hierop bevestigend»
De heer van de Ven vraagt voorts of de Raad, na hetgeen in de vergade
ring der Financieele Commissie is gepasseerd, van Bgen W. een voorstel tege
moet kan zien omtrent de kwestie hoe gehandeld dient te worden met de Voning-
bouwvereenigingen» Spreker vraagt of een onderzoek hiernaar niet gewenscht
is, aangezien men bedacht dient te zijn op de penningen der gemeente.
De Voorzitter zegt dat deze aangelegenheid een punt van bespreking zal
uitmaken bij B»en W,daar het wel gewenscht is, dat tenslotte eens een be
paald standpunt wordt ingenomen, Spreker zal den heer van de Ven hieromtrent
nog nadere mededeelingen doen öf in den Raad of aan hem persoonlijk.
De heer Stroband wijst er op, dat het standpunt der Regeeringscommissie
voor de gemeente zeer bezwaarlijk is. Er komen verschuivingen naar een vol
genden diensx, hetgeen in strijd is met alle practische opvattingen omtrent
een behoorlijke boekingsmethode. Men zal steeds een jaar ten achter blijven,
hetgeen een ongewenschte toestand is» Met respect voor de doortastende wij
ze van optreden door B»en in deze tegen hoogerhand, vraagt Spreker of
hier niets tegen te doen is.
Wethouder Gasiile zegt dat, vanneer B,en W, over de begrooting 19 38
een gelijke opmerking krijgen, het stellig tijd is daarop nader in te gaan.
Spreker zegt dat B en zich zeker tegen een dergelijk standpunt opnieuw
zullen verzetten, er, misschien gaat het Rijk dan wel mee met het standpunt
van Br. en W»
De heer Thijssen zegt dat hij, toen hij op 10 Juni j„l, de desbetreffen
de stukken ontving, de zaak heeft bestudeerd, Spreker kwam daarbij tot een
conclusie van niet al. te prettigen aard» De zaak bleef na bestudeering voor
Spreker duister, en Spreker vroeg zich af hoe men wel dat tekort van
f,74.000,-zou dekken, aangezien daarin slechts een bedrag werd toegekend
door het Rijk van f,]0c673s39 als renteloos voorschot. Feitelijk krijgt de
gemeente dus geen extra-bijdrage uit het werkloosheidssubsidiefonds, doch
slechts een renteloos voorschot.- Bij de desbetreffende stukken, welke den
leden werden toegezonden, was gevoegd een schrijven van den loco-Burgemeester,
inhoudende de mededeeling, dat de stukken ter inzage lagen. Toen Spreker de
toelichting op de begrootingswijziging niet duidelijk bleek, heeft hij denzelf
den dag nog aan den loco-Burgemeester een afschrift gevraagd van het ont-
werp-raadsbesluit om deze zaak te kunnen bestudeeren. De loco-Burgemeester
deelde op 14 Juni j,l0 in zijn brief mede, dat hij tot zijn spijt niet op
Sprekers verzoek kon ingaan, daar in den loop van het jaar dergelijke be
sluiten niet konden worden verstrekt om administratieve bezwaren. Spreker
merkt