29 September 1938122. De heer Stroband merkt nog op dat bestudeering van het reglement verge makkelijkt zou Bij-I- indien bij de diverse nieuwe artikelen werd verwezen naar de betreffende artikelen van het oude reglement. Thans is vergelijking zeer moeilijk, aangezien de samenstelling van het nieuwe reglement geheel anders is dan d.ie van het oude reglement. De Voorzitter? die opmerkt dat het gezegde van den heer Stroband eenvou diger lijkt dan door dezen gedacht wordt» wenscht in elk geval vandaag het re glement behandeld te zien: Zoonoodig is Spreker bereid de vergadering te schorsen tot des avonds 8 uur. Na eenige discussie wordt echter besloten het reglement direct in be handeling te nemens waarna tot de artikelsgewijze behandeling wordt overge gaan. Art.7», De Voorzitter doet hierna voorlezing van het voorstel der heeren Stroband, Thijssen en van de Ven dd, 17 Juli 1937 luidende als volgt.' "De aanstelling van alle ambtenaren, ook die in tijdelijken dienst, als- mede hunne bevordering, terugstelling, en schorsing in rang geschiedt door den Gemeenteraad, tenzij de Wet daaromtrent anders bepaalt". In verband met de considerans va# dit voorstel, verzoekt Spreker den heer Strohand nadere toelichting te verstrekken de heer Stroband deelt dan mede dat de onderteekenaars van het voorstel destijds kennis hebben genomen van den desolaten toestand bij Gemeentewerken, welke toestand nog niet zoo gewijzigd is. Toentertijde hebben bedoelde leden het ambtenarenreglement bekeken en stuitte men op het bepaalde in art.9» De Gemeentewet gaat volgens art.179 van het principe uit, dat alle benoemingen door den Raad moeten geschieden. Hierop is voor een paar benoemingen een uitzondering gemaakt in art 209, welke benoemingen aan B.enW. zijn opgedra gen» Het oude en thans ook het nieuwe Ambtenarenreglement bepalen echter hst omgekeerde van hetgeen de Gemeentewet voorschrijft. De voorstellers wilden het Ambtenarenreglement meer in overeenstemming brengen met de Gemeentewet. Naar Sprekers inzicht dient het benoemingsrecht aan den Raad te blijven. Van daar werd door de 3 leden een voorstel ingediend tot wijziging van art.9 van het toen geldende reglement» De Voorzitter vraagt of hij uit het gezegde van den heer Stroband de conclusie kan trekken, dat de door dezen genoemde desolate toestand het ge volg is van het benoemingsrecht van Burgemeester en Wethouders. Spreker zal hieromtrent gaarne eenige inlichtingen ontvangen, teneinde zijn houding te kunnen bepalen» aangezien hij in genoemd voorstel een verschuiving ziet van het benoemingsrecht van Bcen W. naar den Raad. De heer Stroband zegt dat de Voorzitter die conclusie niet kan trekken. De Directeur van Gemeentewerken is n«l. destijds door den Raad benoemd. De Voorzitter, wien dit antwoord niet bevredigt» zegt dat hij rekening heeft te houden met het thans in behandeling zijnde voorstel. Spreker ver zoekt dringend aan te toonen het verhand tusschen den door den heer Stroband genoemden desolaten toestand en het benoemingsrecht van B,en¥. Het geven van bevoegdheid, van benoemingen aan B.en is een normale delegatie, welke in de meeste gemeenten wordt verleend. De heer Thijssen wijst er op dat de drie raadsleden hun wijzigingsvoor stel formuleerden op een moment dat daartoe al.Ie aanleiding bestond. De drie leden hadden waargenomen dat in deze gemeente in de praotijk de vacatures bij Gemeentewerken steeds werden vervuld door tijdelijke aanstelling van perso neel, hetgeen door B-en W, geschiedde. Het gevolg was vaak dat het bedoeld tijdelijk aangesteld personeel twee jaar in dienst bleef, waarna B.enï, met een voorstel tot den Raad kwamen om tot een vaste aanstelling over te gaan. De Raad was alsdan feitelijk door de omstandigheden eenigszins moreel ver plicht tot een vaste aanstelling over te gaan van den tijdelijken ambtenaar, die door B-en W, was benoemd. Deze praotijk, welke Spreker heeft medegemaakt, was

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1938 | | pagina 242