22 December 1938 - 174*
agenda af te voeren."
De heer Nooder meent dat men ten aanzien van deze zaak tot de werkelijk
heid moet terugkeeren» In de vorige vergadering werd een Commissie ad hoe
benoemd om een onderzoek in te stellen naar de ingediende voorstellen tot wij
ziging van het Reglement van Orde, met opdracht daaromtrent rapport uit te
brengen» Deze Commissie is tot heden tekort geschoten in haar plicht» Zij
heeft immers, volgens het schrijven van den Voorzitter der Commissie, slechts
een uitspraak gedaan omtrent één der voorgestelde wijzigingen» Naar Sprekers
meening dient de Raad hiermede geen genoegen te nemen. Het voorstal dient aan
de Commissie terug gezonden te worden, daar zij de aan haar verstrekte op
dracht niet volledig heeft vervuld. Spreker zal niet ingaan op het gezegde van
de heeren Endendijk en Stroband, daar hij van meening ia dat in strijd wordt
gehandeld met de belangen der gemeente» Wêl wil Spreker nog opmerken, dat de
heer Endendijk heeft beweerd, dat de Raad regeert bij de gratie Gods. Hierme
de is Spreker het niet eensf alleen de Koningin regeert bij de gratie Gods. Re
Haad, die de zaken der gemeente behandelt, regeert bij de gratie der kiezers,
en de leden van den Raad zijn slechts aan te merken als ornamenten of firma
menten. Voorts wijst Spreker er nog op, dat het wei meermalen is voorgekomen,
dat, nadat het gebed werd uitgesproken, soms uitdrukkingen werden gebezigd,
welke in strijd waren met de gevoelens van menschel!jkheid. Spreker dringt er
op aan dat thans niet een gedeelte der voorstellen wordt behandeld.
Re heer Thijssen zegt dat de leden in de gelegenheid zijn geweest om ken
nis te nemen van het schrijven der 7 raadsleden en wel doordat de Voorzitter
op verzoek van den heer van de Ven zoo welwillend is geweest een afschrift
van dat schrijven aan alle leden toe te zenden. Toen dit schrijven in behande
ling kwam in de vergadering der Commissie ad hoe, was Spreker niet op de
hoogte van al hetgeen vroeger heeft plaats gehad» Re heer Endendijk beweerde,
dat het gebed in 1913 werd ingevoerd. Spreker heeft na afloop der vergadering
van bedoelde Commissie aan den Voorzitter een exemplaar van het oude regle
ment van orde gevraagd.. Bedoeld exemplaar heeft Spreker verkregen, waarvoor hi,
den Voorzitter dank zegt. Rit oude reglement dateert van 9 Aug.1894 en werd
op 11 Oct.d.a.v» herzien, terwijl in dit reglement nog op 20 Aug.1920 een on
dergeschikte wijziging werd aangebracht. In dit oude RegleriEnt heeft Spreker
geen formulier-gebed aangetroffen. Zooals Spreker reeds v,eeft gezegd, heeft
de heer Endendijk beweerd, dat het formulier-gebed in 191 3 werd ingevoerd,
doch de heer Endendijk heeft zich daarmede vergist, Het is Spreker n»l« geble
ken, dat op 15 Maart 1917 bij den Raad. een voorstel is ingekomen van verschil
lende raadsleden inzake invoering van het formulier-gebed» Re Raad aanvaardde
toen dat voorstel, zoodat geaccepteerd werd het formulier, dat thans naar vo
ren wordt geschoven. Spreker wijst er op, dat in de notulen der desbetreffen
de raadsvergadering een eigenaardige zin voorkomt» Toen die zaak n.1, in be
handeling kwam, was de Wethouder P.van den Breemer, die destijds zijn 4O-ja
rig jubileum als raadslid herdacht, en naar wien een weg in deze gemeente
werd genoemd, tegen invoering van dat formulier-gebed» Bedoelde heer van den
Breemer stelde dus geen prijs op het gebed» Spreker, die ook voor het bidden
voelt, meent dat het thans in behandeling zijnde voorstel als een soort re-
elamemiddel van de betrokkenen aangemerkt dient te worden.
Re heer van de Ven zegt dat hij het gezegde van den heer Stroband voor
10O/a kan onderschrijven» Spreker vraagt zich af of er verdraagzaamheid en
waardeering bij den Raad is» Is zulks wel het gevaldan dient het voorstel
te v/orden verworpen. Het thans in behandeling zijnde voorstel is naar Spre
kers oordeel een gebrek aan verdraagzaamheid en aan waardeering voor anders
denkenden. Br wordt thans aan de minderheid een dwang opgelegd en Spreker
meent dat de meerderheid daartoe niet het recht heeft. Wie bidden wil, kan
dat in stilte doen, Hier is geen sprake van een verlaging van het gebed, zoo
als de voorstellers dat beweren. Het gebed heeft ten doel een persoonlijk
contact