22 december 1936 - 179»
ken is gebleken, dat het de bedoeling is om een ambtenaar, die thans in
dienst is op arbeidscontractin vasten dienst aan te stellen. Bedoelde amb
tenaar schijnt een buitengewoon goede kracht te zijn en op zijn behoud wordt
prijs gesteld. Waar echter velerlei besprekingen hebben plaats gehad omtrent
Gemeentewerken en van de zijde van B.en V, de toezegging i3 gedaan, dat de
organisatie van dien dienst nader zou worden bekeken, komt het Spreker in afwao
ting daarvan ongewenscht voor, dat hierop wordt vooruit geloopen door aan
dien ambtenaar een vaste aanstelling te geven. Spreker is op grond van een
en ander van oordeel, dat de onderhavige post niet aanvaardbaar is.
Be heer Thijssen brengt in herinnering, dat het vorig jaar door 3 raads
leden, t.w. door de heeren Stroband, van de Ven en Spreker, onder dagteeke-
ning van 24 Haart 19 37 een voorstel is ingediend inzake "Gemeentewerken"welk
voorstel door B.en W. werd gedeponeerd. Op aandrang van Spreker is dit voor
stel thans weer voor den dag gehaald. Spreker, die den betrokken ambtenaar,
aan wien men voornemens is een vaste aanstelling te geven, wel waardeert,
wijst er op, dat de toestand bij Gemeentewerken wel wat te wenschen overlaat.
Door Burgemeester en 7/ethouders is nog steeds geen herreorganisatieplan beke
ken, en de raadsleden hebben zelfs geen afschrift ontvangen van het door de
drie raadsleden ingediende voorstel. Bedoeld voorstel is alleen maar bij de
raadsstukken gelegd ter kennisneming, en Spreker veronderstelt dat de meeste
raadsleden er geen kennis van hebben genomen. Wij moeten ons er van onthouden
om hoofdstuk VI te behandelen, zegt Spreker.
De Voorzitter meent dat de heer Thijssen door zijn laatste woorden de
opvatting van den heer Stroband voorstelt als te zijn van verdere strekking,
dan door den heer Stroband zelf naar voren is gebracht.
De heer Stroband zegt nader dat het zijne bedoeling is niet mede te werken
aan de vaststelling van hoofdstuk VI, indien post 424 mocht worden vastge
steld.
De heer van de Ven merkt op dat het toenmalig College van B.en W. bezwa
ren heeft gemaakt om tot directe behandeling over te gaan van het door de
drie raadsleden ingediende voorstel en wel op grond van de omstandigheid, dat
de aangenomen reorganisatie voldoende moest doorwerken om met kennis van za
ken te kunnen oordeelen. Bedoeld voorstel is nu blijven liggen totdat het op
aandrang van een der leden bij de begrootingsstukken werd overgelegd. Het
heeft Spreker verwonderd, dat thans plotseling een voorstel gedaan wordt om
een ambtenaar in vasten dienst aan te stellen. Hier is dus sprake van een
ernstige negatie van het voorstel der drie raadsleden, Zulks heeft Spreker
pijn gedaan en de 3 leden zijn dan ook van oordeel dat alsnog nota dient te
worden genomen van hun voorstel.
De heer van Breukelen kan zich niet met de zienswijze van de vorige
Sprekers vereenigen. Als logisch gevolg van een vroeger genomen besluit,
dient aan dezen tijdelijken ambtenaar een vaste aanstelling te worden gege
ven.
De heer Hilhorst zegt hoogelijk te waardeeran wat Wethouder de Bruijn
ten opzichte van Gemeentewerken heeft gedaan. Het wel en wee van dezen dienst
is geheel afhankelijk van den Wethouder, Spreker zegt vervolgens dat de twee
de afdeeling van den Raad heeft voorgesteld om de functie van den Directeur-
Ingenieur op te heffen, aangezien deze functie overbodig wordt geoordeeld.
Burgemeester en Wethouders meenen dat de door de afdeeling gedane voorstal
len niet positief genoeg zijn. In verband hiermede wil Spreker opmerken, dat
de dienst van Gemeentewerken destijds veel omvangrijker was. Het zielenaantal
der gemeente is vooruitgegaan, doch bij Gemeentewerken is van geen vooruit
gang sprake. In eigen beheer wordt niets meer uitgevoerd, terwijl de belang
rijke werkzaamheden, als werkverschaffingsobjecten, door derden worden uit
gevoerd. Van de reorganisatie is niets terecht gekomen. De Directeur heeft