jjr,3» 22 Februari 1938 19*
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van den Raad der gemeens
te Soest op Tinsdag 22 Februari 1938, des namiddags 3i uur, spoedeischend
bijeengero epen
Voorzitter; Mr.W.A.J,Visser, Burgemeester.
Secretaris; P.CeGroot, waarnemend.
Tegenwoordig de leden; J.J.T.van den Berg, J.E.van Breukelen, T,A,de
Bruijn, A.Endendijk, H.J.Gasille, P.Helmus, A.P.Hilhorst, J.HJIom, M.Homsveld,
J.Nooder, J.Stroband, M.C.Thijssen, J.van de Ven en H.Zijlatra,
Afwezig het lid H.van KLooster.
Te Voorzitter opent de vergadering en geeft gelegenheid tot het doen
van een gebed, waarna overgegaan wordt tot de behandeling der agenda,
15, INGEKOMEN STUKKEN,
Ingekomen is een adres van W.A.van Asch, wonende te Soest, verzoekende
een onderzoek te willen doen instellen in verband met een tegen hem opgemaakt
proces-verbaal en te besluiten, dat aan hem de geleden schade voor betaalde
boeten en onkosten wordt vergoed (no.4962).
Burgemeester en Wethouders stellen voor dit adres voor kennisgeving aan
te nemen, aangezien de door adressant bedoelde aangelegenheid niet tot de com
petentie van den Raad behoort en te dezer zake een justitieel onderzoek heeft
plaats gehad,
heer Nooder, die tot de conclusie gekomen is, dat de Raad niet compe
tent is omtrent deze zaak te oordeelen, verzoekt den Voorzitter voorlezing
van den laatsten zin op de tweede bladzijde van het rapport van den Inspec
teur van Politie.
Te Voorzitter leest bedoelden zin voor, luidende als volgt; "Toor van
Asch is in Mei 1936 bij den Officier van Justitie een klacht tegen van Wijn
gaarden ingediend wegens beleediging, doch was deze niet-ontvankelijk, daar
de wettelijke tijd daarvoor reeds was verstreken. Wel zijn toen de getuigen,
wélke van Asch in zijn adres had genoemd en die zijn onschuld konden bewijzen,
géhoord, doch bleken deze personen anders te verklaren, dan zooals van Asch
dit gaarne zou hebben gezien. Ben en ander heeft dan ook geen resultaat opge
leverd."
Te heer Nooder, die opmerkt dat in het rapport niet vermeld staat of de
getuigen door den Officier van Justitie dan wel door den Inspecteur van Poli
tie zijn géhoord, meent dat men uit dezen voorgelezen zin wel een conclusie
kan trekken.
Te heer Thijssen zegt dat hij het zeer op prijs zou stellen, indien de
Burgemeester als hoofd der politie nog eens nader zijn aandacht aan deze aange
legenheid zou willen schenken.
Nadat de Voorzitter heeft toegezegd hieraan zijn aandacht te zullen
schenken, wordt het voorstel van B.en W. zonder hoofdelijke stemming aange
nomen,
16. EIGENTDMMEN (le afd.no -.4998).
Voorstel tot het in beroep gaan bij de Kroon van de niet-goedkeuring
door Gedeputeerde Staten van het raadsbesluit tot aankoop van grond en afstand
daarvan aan het Rijk voor den bouw van een kazernement.
Volgens het schrijven van B.en W. dd. 21 Februari 1938, no.4998 en het
daarbij aangeboden ontwerp-besluit wordt voorgesteld;
I. van de beslissing van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht dd,
15 Februari 1938 3e afd.no.672/449 tot onthouding van goedkeuring aan
zijn besluit dd. 3 Februari 1938, le afd.no.4998, gewijzigd bij zijn be
sluit van 14 Februari 1938, le afd.no.4998 en strekkende tot aankoop van
grond en afstand daarvan om niet aan den Staat der Nederlanden, zulks
voor den bouw van een geniekazernementvoorziening te vragen bij Hare
Majesteit