4 April 1939 59. sie van oordeel is» dat toch tot aanleg van dit weggedeelte dient te worden overgegaan» B.en W. stellen voor dienovereenkomstig te besluiten. De heer Thijssen zegt met het voorstel van B.en'S» accoord te gaan nu hem inzage zal worden verstrekt van genoemde acte. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel van B.enYY, aan genomen. 70. BEANTWOORDING VRAGEN. Ne heer Thijssen meent dat B.en een wel Y/at te beknopt antwoord heb ben gegeven op Sprekers vraag inzake de kwestie "Soesterdal"B.enW. deelen mede dat zij den advocaat Mr.van Vliet hebben bericht dat het hun College niet opportuun voorkomt door middel van de pers een nadere rectificatie te geven. Spreker acht het wel gewenscht» dat thans van de zijde van B.enW. een antwoord wordt gegeven naar den toestand van op dit oogenblik. Spreker dringt er op aan» dat de heeren van "Soesterdal" tevreden worden gesteld en mogelijke erkenning plaats heeft van ongelijk. Spreker acht zulks wel wensche- lijk, temeer waar het College van B.en dezer dagen wederom een schrijven heeft bereikt van de directie van "Soesterdal" met betrekking tot uitlatingen bij de behandeling van het beroepschrift inzake bouwergunning. Sprekers vraag inzake samenvoeging van administraties is afgedaan, doch ten aanzien van zijn vraag inzake behandeling van de ontwerp-kampeerverordening verzoekt Spreker deze aangelegenheid binnen niet al te langen tijd in behandeling te nemen. De Voorzitter merkt op dat de heer Thijssen alleen gevraagd heeft of aan het verzoek van Mr.van Vliet, om door middel van de pers een nadere rectifi catie te geven, is voldaan# B.en hebben daarop niet alleen een antwoord gegeven, doch zij hebben zelfs den heer Thijssen een afschrift verstrekt van hun antwoord aan Mr.van Vliet. B.enW» zijn dus uitvoeriger gev/eest dan de heer Thijssen schriftelijk heeft gevraagd» Aan de kampeer-verordening wordt aandacht geschonken en deze zaak verkeert inmiddels in een vergevorderd sta dium van voorbereiding. De heer van de Ven vraagt of sprake is van misbruik der subsidie, verleend voor de werkverschaffing op Pijnenburg» en zoo ja, of dan het stellen eener boete niet mogelijk was geweest# De Voorzitter zet uiteen dat deze aangelegenheid de volle aandacht van B.en W. heeft gehad en dat een zeer uitvoerig onderzoek heeft plaats gehad» Een en ander is besproken met den heer Hilhorst, die destijds te dezer zake een vraag stelde, en den Rijksinspecteur der Werkverschaffing. Op grond van de inlichtingen welke B,en W» werden verstrekt, is niet gebleken van eenig misbruik der subsidie van het Rijk» Er Y/as eenig verschil van meening omtrent de bedoeling en den opzet dezer v/erkverschaffing, zoodat deze zaak nader is bezien. De toezegging is verkregen dat een en ander binnen het oorspronkelijk kader zal Y/orden gehouden» Het opleggen eener boete is een kwestie» welke buiten de bevoegdheid der gemeente omgaat, Zulks zou een zaak van het Rijk zijn. De heer Hilhorst deelt nog mede dat naar aanleiding van zijn vraag een serieus onderzoek werd ingesteld, en dat de volle medewerking van den Chef van het Staatsboschheheer is verkregen. Spreker gelooft dan ook dat dergelij ke dingen, als Y/aarvan sprake is geY/eest» zich in den vervolge niet meer zul len voordoen# 71, EIGENDOMMEN, Wethouder Gasille brengt hierna in herinnering dat in de vorige verga dering de verdere behandeling werd aangehouden van het adres van G.J.Smit in zake aanleg van weg 39» Deze aangelegenheid heeft Spreker met belanghebben den besproken. Als resultaat hiervan kan Spreker mededeel en, dat de heer Dam mers door afstand van grond zal medewerken aan de totstandkoming van den weg, doch hij is niet bereid een bijdrage te verleenen in de kosten van aanleg van

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1939 | | pagina 118