2 Juni 193978.
Bezwaarschrift van W-van Asch inzake weigering van ontheffing van het
frerbod tot het afgraven van zand, met voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
Aangezien het beroep, ingevolge het bepaalde bij art.4 der Verordening
van 27 Febr.,1939; le afd.no.l338, moet worden ingediend binnen 14 dagen na
den dag, waarop de beslissing aan belangb.ebbende is verzonden en deze ter
mijn niet in acht .is genomen, zal. aanvrager in zijn beroep niet ontvankelijk
moeten worden verklaard. B- en WA stellen voor daartoe te besluiten.
Be heer van Breukelen deelt mede dat deze zaak anders is dan door B.en
W. wordt voorgesteld.. Weliswaar is de termijn van beroep door den aanvrager
niet inachtgenomen, doch zulks is ontstaan door de omstandigheid dat diens
vrouw juist in die 14 dagen is overleden. Hiermede dient rekening te worden
gehouden, terwijl het hier voorts een broodwinning geldt» Spreker wijst er
vervolgens op dat het aan B-en W. te dezer zake uitgebrachte rapport niet
juist is- De zandgraving is n-1. niet zichtbaar vanaf de Verlengde Talmalaan,
Spreker stelt voor adressant alsnog vergunning te verleenen tot het afgraven
van zand
de heer Gr .ft is van. oordeel dat de door B.en W» aangevoerde bezwaren
schromelijk zijn overdreven. Van deze zandgraving is, zooals de heer van
Breukelen reeds heeft gezegd, niets te zien vanaf de Verlengde Talmalaan.
Aan and ere aanvragers werd wel vergunning verleend en van een dezer aanvra
gers is de zandgraving duidelijk zichtbaar vanaf de Beetzlaan. Spreker meent
dat de aangevraagde vergunning niet geweigerd mag worden, daar het hier voor
den aanvrager een broodwinning betreft. Spreker kan niet meegaan met het in
zicht van B-en W
De heer Thijssen, die het met de vorige Sprekers wel eens is, wijst er
op dat de aanvrager den termijn van beroep niet inacht heeft genomen. De
wettelijke voorschriften kunnen niet verkracht worden, zoodat men zich aan
de Verordening moet houden- Spreker acht evenwel een andere oplossing moge
lijk door de betrekkelijke bepaling der verordening te wijzigen en wel in
dier voege dat de termijn van beroep van 14 dagen wordt veranderd in "twee
maanden." Alsdan kan een beslissing worden genomen. Men kan niet door de ma
zen der wet kruipen-
De heer Nooder merkt op dat de heer Thijssen heeft beweerd, dat men van
de bepalingen der verordening niet raag afwijken.. Spreker vraagt zich echter
af waarom men de verordening niet soepel mag toepassen en rekening mag hou
den met het overlijden van de vrouw van den aanvrager tijdens den beroeps
termijn. Spreker wil vanuit de vergadering voorstellen om den beroepstermijn
te bepalen op 1 maand inplants van op 14 dagen.
,0e heer Hilhorst onderschrijft volkomen het gezegde van den heer van
Breukelen, dat de zandgraving niet vanaf de Verlengde Talmalaan zichtbaar is.
Spreker meent dat hier duidelijk het verschil van inzicht van een ambtenaar,
die over deze zaken gemakkeli jk denkt, tusschen dat van een particulier naar
voren komt. Spreker heeft de vaste overtuiging, dat de betrokken ambtenaar
zich heeft vergist en twee zanderijen met elkaar verward heeft.
De heer Hom wijst er op dat de hierbedoelde verordening eigenlijk in
het leven is geroepen om excessen te voorkomen» Spreker meent eveneens dat
hier een vergissing in het spel is en hoopt dat B.en VA deze zaak nog eens
nader willen bezien»
De heer van Breukelen vraagt of B.en hun weigeringste sluit willen
intrekken, wanneer nu blijkt dat het ingediende ambtelijke rapport onjuist
is.
De Voorzitter wijst er op dat de heeren van Breukelen en Grift gespro
ken hebben over de niet-zichtbaarheid der zandgraving. De zichtbaarheid is
niet het criterium voor het al of niet toestaan der vergunning. De Raad dient
zich