4 Octob»r 19J9 136, der Gasillejs "Thans, Mevrouw en H.H»Raadsleden, stel ik U voor Uwen nieuwen Voorzit ter, Burgemeester A.L.des Tombe. Hooggeachte Voorzitter, mag ik U nu in kennis brengen met Mevrouw en Heeren leden van den gemeenteraad." Hierna worden de raadsleden voorgesteld aan den nieuwen Burgemeester» die daarna als Voorzitter der vergadering optreedt. Spreker vraagt of er nog leden zijn, die het woord wenschen. De heer Nooder, die het woord vraagt en verkrijgt, zegt dat, wanneer men moet doceeren over iemand, dien men niet kent, het dan zaak is veel te spreken en weinig' te zeggen. Deze kennismaking met den Burgemeester is de eerste, zoodat Spreker geen redevoering kan houden omtrent hetgeen geweest is en wat nog komen zal. Spreker wil echter in herinnering brengen dat, toen het eerste Koningskindje werd geboren, men daarover in Soesterberg zeer enthousiast was en daaraan ondubbelzinnig uiting heeft gegeven. In dit ver hand wil Spreker den Voorzitter nog even opmerken, dat Soesterberg, gelegen op 8 K.M» afstand van hier achter den heuvelrug, een belangrijk gedeelte der gemeente Soest is en Spreker hoopt dan ook dat dit gedeelte de bijzondere aandacht van den Burgemeester zal hebben. Het enthousiasme, waarop Spreker zoo juist doelde, was van zoodanigen aard, dat men te Soesterberg na een groote zegetocht onder veel belangstelling ter herinnering aan deze geboorte een boom ging planten. Deze boom, welke in alle pracht en praal naar zijne be stemming werd gebracht en geplant, werd echter den volgenden dag door een vandaal afgezaagd' De teleurstelling te Soesterberg was zeer groot, doch de bevolking heeft na eenige dagen in allen eenvoud en zonder vreugdebetoon een nieuwen boom geplant, welke er nog staat. Spreker brengt dit in herinnering in verband met de Burgemeesterswisseling in deze gemeente. ¥e hadden hier een eik geplant, die zich krachtig ontplooide. Ben bekend spreekwoord iregt dat men geen oude boomen moet verplanten, doch hier werd een jonge hoorn ver plant. Andere machten buiten ons om hebben gemeend, dat deze boom verplant moest worden bij onze buren. Spreker vraagt wat thans te constateeren is. Wij dienen nu de schop ter hand te nemen voor het graven van een ruimte om daarin den nieuwen boom te planten. Alle raadsleden treden thans den nieuwen Burgemeester tegemoet en bieden hem hunne volle capaciteiten en medewerking aan. Wanneer de nieuwe Burgemeester breed van opvatting zal zijn en zal me deleven in ieders gedachtengang, waaromtrent men reeds goede berichten ver nomen heeft, dan is Spreker er van overtuigd, dat zoowel de Burgemeester als de Raadsleden bevrediging zullen vinden in den nieuwen toestand. De raadsle den zijn gaarne bereid onder de leiding van den nieuwen Burgemeester mede te werken aan de behartiging der gemeentebelangen. Spreker wijst vervolgens nog op de zeer aangename samenwerking, welke bestond tusschen den voorganger van den benoemden Burgemeester en den Raad, hetgeen een gevolg was van de tegemoet' komende en sympathieke houding van dezen voorganger. Spreker hoopt dat de Burgemeester zijn zware taak naar behooren zal vervullen en dat in de toe komst sprake zal zijn van eenzelfde aangename samenwerking als ten tijde van den vorigen Burgemeester. Namens den Raad feliciteert Spreker den Burgemeester hartelijk met diens benoeming in doze gemeente en heet hem van harte welkom. De Voorzitter spreekt hierna ongeveer als volgts "Bij het aanvaarden van mijn ambt als Burgemeester der gemeente Soest is het mij een behoefte in de eerste plaats eerbiedig mijn dank te betuigen aan H.M.de Koningin, die mij in dit ambt heeft willen benoemen, terwijl ik niet kan nalaten ook van mijn groote erkentelijkheid te getuigen jegens Zij ne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, die, als raadsman der Kroon, mij tot deze benoeming heeft vallen voordragen. Deze erkentelijkheid is niet alleen daarom groot, omdat uit deze benoe-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1939 | | pagina 272