27 Februari 1939 22»
spraak had moetén houden met de betrokkenen om op de hoogte te komen van de
werkelijke toestanden, Bij aanneming der verordening zullen wellicht door
het verleenen eener ontheffing enkele menschen met het zandgraven kunnen
doorgaan,, hetgeen neerkomt op een soort van monopolie voor deze lieden, ter
wijl andere menschen geen toestemming zullen kunnen verkrijgen. Spreker vindt
het zandgraven op den Eng verschrikkelijk, en daarom zou hij wel "bepaald wil
len zien dat aldaar he-1"" zandgraven verboden werd, doch overigens is Spreker
er voor om de aangebod;n ontwerp-verordening aan te houden voor nader onder
zoek en bespreking met belanghebbenden,
de heer van Brenkel en is van meening dat deze verordening te ver gaat.
Volgens deze verordening kunnen B.en W. wel ontheffing verleenen van het ver
bod tot zandgraven, doch het is de vraag of B.en I. dergelijke ontheffingen
wel zullen verleenen. Spreker meent dat de plaatselijke bouwnijverheid gedupeerd
zal worden als het zandgraven verboden wordt, want voor het houwen in de ge
meente is veel zand nocdig, Spreker sluit zich aan hij het voorstel van den
heer Wooder om de vaststelling der verordening aan te houden,
£)e heer van den Berg zegt dat hij de bezwaren van de vorige Sprekers
niet kan deelen- Spreker heeft geconstateerd dat in het nader aangeboden ont
werp der verordening alleen het hoofd is veranderd. Waar volgens deze veror
dening voldoende ruimte wordt gelaten voor het verleenen van ontheffingen,
blijft er toch altijd nog wel gelegenheid voor zandgraven. Spreker is vóór
aanneming der verordening,
JJe heer Hilhorst wil B.en lof toezwaaien voor de aanbieding dezer
ontwerp-verordening. Aanneming van een dergelijke verordening acht Spreker
noodzakelijk om ongewenschte afgravingen te voorkomen. Bestaande zanderijen
zullen geen bezwaar in den weg worden gelegd, terwijl de Raad altijd in be
roep ontheffing kan verleenen. Deze verordening wordt enkel ter vaststelling
aangeboden naar aanleiding van klachten inzake voorgenomen afgravingen. Deze
verordening had eigenlijk al een jaar eerder vastgesteld moeten zijn. Spreker
wijst er op dat het wenschelijk is ongewenschte afgravingen tegen te gaan en
wel uit schoohheidsoogpunt u Het komt wel eens voor dat men tot 10 a 12 M,
diep graaft en tot op de scheiding. Het spreekt vanzelf dat door het lood
recht afgraven gevaar van instorten kan ontstaan, als gevolg waarvan aangren
zende eigenaren schade kunnen lijden omdat hun bezit ondermijnd wordt»
De Voorzitter zegt dat hij bij de behandeling van deze verordening steun
van den heer Nooder had verwacht»
De heer Nooder zegt dat het bij hem om de vraag gaat of men wel verant
woord i.; de verordening in den voorgestel den vorm vast te stellen.
De Voorzitter zegt nogmaals dat hij had verwacht dat de heer Nooder ie
dere poging tot behoud van natuurschoon binnen bepaalde grenzen zou steunen.
Spreker had niet zooveel bezwaren tegen de vaststelling dezer verordening
verwacht, De nader aangeboden ontwerp-verordening wijkt zeer weinig af van
het eerste ontwerp. De Voorzitter van het College van Ged.Staten heeft mede
gedeeld geen bezwaar tegen het eerste ontvrerp te hebben, doch vond het wen
schelijk een nieuw artikel 7 op te nemen, in verhand met de voorgestelde on
middellijke inwerkingtreding en afkondiging der verordening. Voorts is in de
considerans van het besluit een aanvulling opgenomen. Voor ruggespraak met
de betrokkenen voelen B,en W, niets. Het zou een onjuiste opvatting zijn om
aldus te handelen, en zulks zou gelijken op een ongeorganiseerd overleg,
B.en W, zijn niet bereid mede te werken aan aanhouding of uitstel der veror
dening. De Raad dient de ontheffingsmogelijkheden niet uit het oog te verlie
zen en het algemeen belang, hetwelk op den voorgrond staat, is gediend door
aanneming dezer verordening^ daarnaast worden de rechten van de belanghebben
den zooveel mogelijk beschermd.
De heer Nooder zegt geen tegenstander te zijn van het regelen van derge-
li jke