- 26 Augustus 1940 6l, Voorgesteld wordti a. ten behoeve van de verbreeding van de Prins Berrihardlaan en mitsdien in het belang van de Volkshuisvesting van M.H„Koster, Korte Bergstraat 5 te Soest, of van wie het ten dage van de eigendomsoverdracht zal blijken aan te gaan, kosteloos in eigendom over te nemen, vrij van hypotheekerf dienstbaarheden en andere lasten, een strook grond, groot ongeveer 29 M2 en deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Soest, sectie ïï,nos2974? zooals deze strook op de bij het besluit béhoorende tee- kening in groen aangegeven, door of vanwege Burgemeester en Wethouders der gemeente Soest ter plaatse zal worden uitgezet en aangewezen zulks onder de bedingen en bepalingen, vermeld onder le en 2e sub a, tot en met c. van het besluit, b, aan J.van den Broek te verkoopen een aan de Beckeringhstraat gelegen strook grond, groot ongeveer 850 M2, waarvan ongeveer 265 M2 deel uitmakende van het bij hem in erfpacht zijnde perceel, kadastraal bekend als gemeente Soest, sectie H.no,4823s> ea ongeveer 565 M2 deel uitmakende van het per ceel kadastraal bekend als gemeente Soest, sectie H,no,4822, voor den prijs van f.1,60 per M29 zulks onder de bepalingen, vermeld in het voorstel van Burgemeester en Wethouders dd. 23 Augustus 1940, no.3081. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten. 87. POLITIE, De Voorzitter deelt hierna mede dat eerlang uitbreiding van het politie corps is te verwachten. Op welke wijze deze uitbreiding zal plaats hebben, is Spreker nog niet bekend, daar de plannen hieromtrent nog niet vaststaan. Wel is reeds definitief aan de politie toegevoegd een adjunct-inspecteur, zijnde een gedemobiliseerd officier, die speciaal zal worden belast met de coördina tie van de politiediensten en het nemen van leiding te Soesterberg, Omtrent verdere versterking van het politiecorps in deze gemeente staat nog niets vast, terwijl het ook niet bekend is wie de kosten van die uitbreiding zal dragen. Spreker wijst er vervolgens op dat de uitbreiding der politie, welke overal in den lande plaats heeft, noodzakelijk is tengevolge van de opheffing van het Nederlandsche leger, hetwelk altijd een reserve voor de politie was. De beoordeeling van de mate van versterking wordt gedeeltelijk aan den Burge meester overgelaten. Waarschijnlijk is Spreker met zijn aanvrage te beschei den geweest, daar er vermoedelijk meerdere uitbreiding zal moeten komen dan Spreker zich voorgesteld heeft, 88. INTERHEERINGEN, Vervolgens wijst Spreker er op, dat de taak van de politie in dezen tijd door de inwoners belangrijk kan worden vergemakkelijkt of bemoeilijkt. In dit verband wil Spreker wijzen op de onrust, welke in de gemeente bestaat ten aanzien van de vraag wie verantwoordelijk is voor de in Mei j.l, plaats ge had hebbende interneeringen. Het antwoord op die vraag is duidelijk. De in- terneeringen zijn geschied op last van het Militair Gezag en op grond van het bepaalde in artikel 33 der Oorlogswet. Het betrof hier een order van een Centrale instantie, en de Burgemeester heeft dan als hoofd van de plaatselij ke politie uitvoering te geven aan den hem gegeven last. Mede ingevolge de Oorlogswet moeten de Burgemeester en de Politie niet 'worden gezien als zelf standige organen, doch als uitvoerende organen, ondergeschikt aan het Mili tair Gezag. Als ondergeschikte aan het Militair Gezag past het Spreker dan ook niet om zich uit te laten omtrent de v/enschelijkheid en doelmatigheid van de genomen maatregelen. Spreker wil echter wel verklaren, dat hij het oprecht betreurt, indien inwoners der gemeente door hun interneering veel leed hebben moeten ondervinden. Vervolgens zegt Spreker dat men thans de politie niet dient te bemoeilijken in hare zware taak door geruchten en verhalen te ver spreiden omtrent hen, die geinterneerd geweest zijn, en welke verhalen, die meestal

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1940 | | pagina 122