17 October 1940 7% De heer Hornsveld merkt op dat toch indertijd is besloten, dat eerst een proeftracé zou worden aangelegd om na een paar maanden te kannen beoordeelen wat de meest gewenschte oplossing voor het verkeer zou zijn. Op naleving van dit besluit dringt Spreker aan, Wethouder Gasille zegt dat de afspraak was dat de weg voorloopig ter be oordeeling zou -worden uitgezet, en dat daarna de klinkerbestrating zou worden aangebracht. De Voorzitter wijst er nog op'dat een proefneming met het wegtrace nu niet tot haar recht zal komen in verband met het inmiddels verminderde ver keer» Wethouder Hilhorst deelt mede dat een openbare verkooping der bruine boonen heeft plaats gehad en dat de opgebrachte prijs niet schijnt medegeval- len te zijn» Tengevolge van de weersomstandigheden was de stand van het gewas niet zoo goed. In de gegeven omstandigheden vonden Burgemeester en Wethouders het heter om de te velde staande boonen in het openhaar te verkoopen en Spre ker verzoekt den Raad alsnog aan dezen verkoop goedkeuring te hechten. Het College kon met den verkoop niet wachten tot de raadsvergadering van heden. Het doet Spreker leed, dat de boonen niet in handen zijn gekomen van hen, waarvoor ze bestemd waren» De heer Dwars zegt dat hij als raadslid den betrokken "Wethouder kan me- dedeelen, dat de opbrengst f»24*85 was. Spreker kan zich niet indenken dat de Wethouder de opbrengst niet weet. "Wethouder Hilhorst deelt mede dat Burgemeester en "Wethouders nog geen officieele mededeeling omtrent de opbrengst hebben ontvangen, De heer Dwars zou het nobel en fair van den Wethouder gevonden hebben wanneer deze eens eerlijk voor den dag was gekomen en ruiterlijk had erkend, dat deze teelt een fiasco is geweest» Sprekers zienswijze blijkt toch goed te zijn geweest, en de Wethouder had een en ander moeten erkennen. De Voorzitter wijst er op dat de opzet van het poten van bruine boonen niet verkeerd is geweest» Burgemeester en Wethouders erkennen dat het resul taat een fiasco is geworden, hetwelk echter niet te wijten is aan de verzor ging der boonen» Zulks is meer te wijten aan de hoogst ongelukkige weersom standigheden,. De boonen werden laat gepoot, daarna trad een lange periode van groote 'droogte in en vervolgens veel regen en een abnormale koude. Nog maals zegt Spreker, dat 'Burgemeester en "Wethouders ten volle erkennen, dat het resultaat van dezen oogst betreurenswaardig is, doch dat het niet aan gaat om hiervan aan een of ander persoon eenig verwijt te maken. De heer Dwars blijft van oordeel, dat de perceelen niet goed zijn ver zorgd» Spreker heeft hierop tevergeefs vele malen de aandacht gevestigd. De heer Hom merkt nog op dattoen met het poten der boonen een aanvang werd gemaakt, er veel werkloozen waren, die moesten -worden geholpen, Er is toen als 't waraan deze menschen steun uitgekeerd in den vorm van werkver- schaffingsloon» De opzet was dus eigenlijk, dat de menschen aan werk werden geholpen, hetgeen zeker niet uit het oog moet worden verloren» Alleen de op brengst is een mislukking geweest, hetgeen buiten de schuld van Burgemeester en wethouders is» Wethouder Hilhorst zegt dat Burgemeester en Wethouders moesten roeien met de riemen, welke zij hadden. Het betrof hier een nuttig object en men moet niet vergeten, dat de grond, waarop deze boonen werden verbouwd, cul tuurgrond is geworden, hetgeen voor de toekomst van groot algemeen belang is. De Heide-Maatschappij heeft de meeste zorg besteed aan de boonen, voorzoover zulks onder de gegeven weersomstandigheden mogelijk was. De heer Dwars uit zijn misnoegen over het feit, dat de boonen reeds wer den gepoot voordat de Raad het daarvoor benoodigde besluit had genomen. De Voorzitter brengt nog in herinnering, dat er op het oogenblik der ca- pitulatie

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1940 | | pagina 146