25 Juni 1940 58. is gekomen, Na het afbranden van het vroegere huisperceel had betrokkene recht om het huis te herbouwen op de oude fundamenten, mits hij daartoe de vergunning van het gemeentebestuur zou verkrijgen. Nu is het steeds de ziens wijze geweest dat vergunning gegeven of onthouden kon worden, doch wanneer vergunning verleend werd, moest deze onbelemmerd worden verstrekt. Aan deze vergunning is toen de verplichting verbonden tot grondafstand aan de gemeen te voor wegverbreeding, Spreker is steeds van meening geweest, dat het stel len van deze voorwaarde het zwakke punt in deze geheele zaak is, daar de ge meente niet het recht heeft om een dergelijke voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. De rechtskundige der gemeente ontzenuwt het standpunt van het gemeentebestuur wel, en zegt dat het wel mogelijk is beperkende voorwaarden op te leggen, doch verzuimt mede te deelen op grond waarvan zulks mogelijk is. De zaak is nu eenmaal loopende, zoodat Spreker het onvruchtbaar vindt om er op dit oogenhlik nog verder over te spreken. De Voorzitter is het er volkomen mede eens, dat het onvruchtbaar is om thans verder over deze zaak te spreken. Vel wil Spreker opmerken, dat de heer Strohand heeft gezegd, dat betrokkene recht had om op dezelfde funda menten te herbouwen, doch Spreker zegt dat belanghebbende tengevolge van de herbouwverzekering op de oude fundamenten moest herbouwen, zoodat hij van de gemeente geenerlei recht heeft gekregen om op de oude fundamenten te bouwen. Dit is een zaak tusschen de Verzekerings-Maatschappij en den verzekerde. Laatstgenoemde moest alleen een nieuwe bouwvergunning aanvragen, welke hem verleend werd. De heer Beekman meent te weten dat de voor wegverbreeding henoodigde grond vrijwillig werd afgestaan, hetgeen wel meer gebeurt, daar volgens de Woningwet dergelijke voorwaarden niet aan een bouwvergunning mogen worden verhonden. Nadat de Voorzitter heeft opgemerkt dat deze zaak thans in redhten zal worden uitgezocht, wordt het aangeboden besluit zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. KRANKZINNIGENIEZEN (5e afdno227 6 Vaststelling van een besluit inzake het aangaan eener overeenkomst met de Erven van M.J.Verzaad» o.a, betreffende cessie van een hypothecaire vor dering aan de gemeente, Op grond van het medegedeelde in hun schrijven dd. 18 Juni 1940? no. 2276 bieden Burgemeester en Wethouders bovenbedoeld besluit ter vaststelling aan. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt het hierbedoel- de besluit vastgesteld. WERKVERRUIMING (5e afdno2274) Voorstel tot het in werkverruiming doen uitvoeren van een plan betref fende het bespitten en bezaaien met bruine boonen van diverse terreinen in de gemeente, In verband met de voedselvoorziening der bevolking en mede 'uit een oog punt van werkverruiming is op verzoek van Burgemeester en Wethouders door de Nederlandsche Heidemaatschappij een plan met begrooting van kosten opgemaakt met betrekking tot het spitten, bemesten, bezaaien met bruine boonen en oog sten van diverse terreinen in de gemeente. Na bespreking met de Heidemaat schappij werd besloten een totale oppervlakte van 10 H.A. voor den verbouw van bruine boonen te bestemmen, waarbij wordt opgemerkt, dat niet alleen braakliggende gronden der gemeente, doch ook particuliere gronden in het plan werden opgenomen. Volgens het plan en de begrooting van kosten blijkt dat de totale kosten worden geraamd op f,9400?waarvan f,5800,bestemd is voor loonen en f.5600,voor andere kosten. Burgemeester en Wethouders verzoeken den Raad aan het reeds in uitvoering zijnde plan goedkeuring te hechten en het henoodigde crediet beschikbaar te stellen. De

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1940 | | pagina 76