106
dat opzicht wat soepel wezen en laat de menschen tot U spreken.
Ook daardoor zult U van vele zaken beter op oe hoogte kunnen
komen, hetgeen van zoo groot belang voor de gemeente zijn kan.
Mijnheer de Burgemeester 1 Gij zijt geboren in den adelstand.
Wanneer Gij nu de taak gaat vervullen van Burgemeester onzer ge
meente, dan hoop ik, dat een -zoodanigen zielenadel van IJ zal
uitstralen op de gemeentenaren, dat men altijd met ^rooten eer
bied van U zal spreken.
Soest is een buitengewone gemeente voor burgemeesters. Wan
neer viij een goeden. Burgemeester hebben, zoodat wij kunnen zeggen;
het is een fijne vent, wij hebben een fijnen Burgemeester, dan
blijkt op een gegeven moment, dat hij ons weer moet verlaten om
een hoogere positie te gaan bekleden, fiat is ons al twee keer
gebeurd! jn nu weet ik niet goed wat ik zeggen moet; Ik hoop,
dat wij nu een goeden Burgemeester hebben, of; Ik hoop maar, dat
wij een iets minder goeden Burgemeester hebben. U moogt daaruit
vooral niet distelleeren, dat ik U het maken van promotie zou
misgunnen, maar U begrijpt, dat ik, waar Soest een springplank
is geworden voor een hoogere positie in het burgemeestersambt,
toch zou willen zeggen, hoezeer ik U promotie gun; Ik hoop, dat
wij een flink aantal jaren van Uw Burgemeesterschap zullen mogen
profiteeren en dat Uwe gaven een flink aantal jaren aan onze
gemeente ten goede zullen komen.
Ik hoop en ik geloof, hiermede in den geest van alle raads
leden te hebben gesproken, levens hoop ik, dat de wijze, waarop
U met ons kennis heeft gemaakt, naar Uw genoegen moge wezen,
"nogmaals wensch ik U van harte geluk met Uwe benoeming en
ik hoop, dat U de plaats die U gegeven is, waardig zult zijn
(applaus)
Wanneer gebleken is, dat geen oer andere raadsleden het
woord verlangt, antwoordt ce VGOiiZITTBH met de volgende woorden;
Barnes en Heeren!
alvorens deze vergadering te sluiten, wil ik een woord van
dank spreken tot den heer Nood er voor de woorden die hij tot mij
gesproken heeft namens de leden van den Raad, in het bijzonder
omdat uit zijn woorden sprak een groote liefde voor deze gemeente.
Wanneer alle leden van den Raad uitsluitend worden bezield
door de gedachte, dat het steeds gaat om het heil en het belang
van de gemeente, dan is zoo'n Raad een goede Raad; dat kan niet
anders. Het is mogelijk, dat de een een ander geluid zal laten
hooren dan de ander - dat is maar gelukkig ook, want anders zou
het een bijzonder saaie Raad worden! - maar ten slotte moeten al
die stemmen een harmonie vormen.
Wat nu, mijnheer Booder, het laatste punt van Uw toespraak
betreft; Daar maak ik mij nog geen zorg over, en ik zou zeggen;
Maakt U zich er ook geen zorg over!
Hiermede, dames en heeren, sluit ik deze vergadering.
iT,v.d,W.
1;
Aldus vasthgesteld door den Raad der
gemeente Soest in zijne openbare vergadering
van 27 December 1946.
De Secretaris,
De Voorzitter,