5.
De wethouder DE HAAIT deelt mede, dat zijn erker aan de
Van Lenneplaan in strijd met de voorschriften is gebouwd. De
erker staat namelijk buiten de rooilijn en er is met afbraak
gedreigd. Het College heeft echter de hand over het hart
gestreken. Y/anneer de een een erker heeft en de ander niet
is dit voor het gehele aanzien wel bezwaarlijk.
De wethouder VAK ZADELHOFF zegt, dat tot heden een erker
in Soest is beschouwd als een voorgevel, maar dat de heer Van
Embden een tegenovergestelde mening heeft. De zaak is al be
sproken bij het plan voor de bebouwde kom. Aan de Middel wijk
straat heeft de heer Van Embden een rooilijn getrokken. Daar
mag de erker er wel voor komen, omdat de straatwand wordt
bepaald door de gevel en niet door de erker. De muren en wanden
van de huizen bepalen het straatbeeld en wanneer er iets voor
uitsteekt, is dat niet zo erg. Hier zal de heer Van Embden het
verboden hebben, omdat de straat niet zo breed is. Aan de ene
kant zijn geen voortuinen en aan de andere kant zijn kleine tui
nen. Wanneer daar erkers worden gemaakt, ontstaat geen mooi
straatbeeld.
Mevrouw POLET-Musier merkt op, dat als bezwaar is aan
gevoerd, dat de heer Van Embden aesthetische bezwaren zou
kunnen hebben en vraagt in dit verband wie daarin het laatste
woord spreekt.
De wethouder VAN ZADELHOF F zegt, dat het oordeel van de
heer Van Embden wordt gevraagd, maar dat de Raad het laatste
v/oord spreekt. Het zou echter wel pijnlijk zijn, indien de Raad
op principieel stedebouwkundige punten met de heer Van Embden
van mening zou verschillen.
De heer KRUIJFF merkt op, dat volgens mededeling in de
commissie een weg is geprojecteerd op de BirktstraatHaar