14.
vastgesteld.
De heer EOODER vraagt wie tot opheffing van de
openhaarheid kan hes lui ten.
De VOORZITTER zegt op deze concrete vraag het antwoord
even schuldig te moeten blijven.
Mevrouw POLET-Musier veronderstelt, dat de heer Nooder
bedoelt er op aan te dringen, dat Burgemeester en Wethou
ders de voet strak zullen houden en wil zich daarbij
gaarne aansluiten.
De VOORZITTER zegt dat Burgemeester en Wethouders wel
het meest mogelijke gedaan willen zien te krijgen, maar dat
men niet het onmogelijke moet vragen.
De heer CLEMENS meent, dat het Ministerie van Oorlog
zich zal kunnen beroepen op militaire noodzaak.
De VOORZITTER zegt, dat dit inderdaad mogelijk is.
Spreker wil thans enkele opmerkingen maken naar aan
leiding van de van enige zijden uitgeoefende aandrang
om langs de rijksstraatweg tot een meer intensieve lint
bebouwing te komen. Spreker heeft voor zich een brief
van de Rijkswaterstaat, die over deze aangelegenheid is
gepolst, en in die brief wordt geschreven er rekening
mede te houden, dat geen nieuwe uitwegen mogen worden
gemaakt en dat geen bestaande uitwegen, thans bestemd