- 9 december 1959 - 154. Er zijn twee manieren om daaraan te komen. De eerste is om grond te kopen. De andere is om met de hoed in de hand naar een college van B&tW te stappen en dat eerbiediglijk te vragen, of men een stuk grond mag hebben. Dan is men altijd afhankelijk van de inzichten van dat college in eerste instantie en uiteindelijk van die van de desbetreffende gemeente raad die uiteindelijk de grond verkoopt. Moest spreker een bouwexploitatie- maatschappij leiden, ook hij zou niet afwachten of hij een keer een gunst van een gemeente kreeg, maar hij zou trachten grond te kopen. Men leeft nu eenmaal in een vrij Nederland op dit gebied. Dat de bouwondernemers trachten grond aan te kopen, kan men ze daarom niet kwalijk nemen. En dat dan een aannemer, die op het ogenblik te Soest bezig is, een sa menspel met de gemeente wil, is alleen maar een voordeel voor de ge meente. Het is niet zo, dat de gemeente door deze omstandigheid te dure grond heeft gekocht. De prijzen, die de gemeente betaalt, zijn volkomen verantwoord en in overeenstemming met die welke bij onteigening hadden moeten worden betaald. En dat moet men bij de grondpolitiek toch tot uit gangspunt nemen. Ook door de raad is het college opdracht gegeven bij het aankopen van gronden, die de gemeente als ze die niet minnelijk kan krijgen, moet onteigenen, niet als koopman op te treden, maar de ver antwoorde taxatieprijs te betalen. Men neemt in dit geval de landbouwers volkomen hun bestaan of althans een deel van hun bestaan af. Het over heidsbeleid zal alleen meer waardering krijgen, wanneer men op fatsoen lijke wijze te werk gaat en de betrokkenen volledig schadeloos stelt. Als antwoord aan de heer Brouwer merkt spreker op te menen, dat de raadsvoorstellen vooraf in de commissies zo uitvoerig mogelijk worden besproken. Wel is daar soms een beetje haast bij. Het ware misschien beter de datum van de commissie-vergaderingen en die van de raadsver gadering iets verder uit elkaar te zetten. De eerste vrijdag van de maand zouden bij voorbeeld de commissies kunnen vergaderen, terwijl de raads vergadering de derde woensdag van de maand wordt gehouden. Spreker zou eigenlijk nog een stap verder willen gaan en - mevrouw Polet heeft daar al eens over gesproken - van de commissievergaderingen een verslag wil len laten maken, dat aan de raadsleden wordt toegezonden. Dan zou men misschien een heel eind in de goede richting komen. Het enige is misschien, dat men achterkomt bij het huidige schema. Dat behoeft echter slechts een kwestie van één keer te zijn, Mevrouw Polet heeft nog over de duplexwoning gesproken. Een ander lid heeft tijdens het afdelingsonder zoek de duplexwoning aanbevolen als middel om te komen tot een grote woning. Het is op zichzelf echter een beetje dwaas om eerst een duplexwoning met alle mogelijke voorzieningen te bouwen en daar dan later een grote woning van te maken. Hetzelfde is het geval, wanneer men duplexwoningen gaat bouwen om etagewoningen te krijgen. Waarom bouwt men dan niet resoluut etagewoningen? Spreker begrijpt de bedoeling van mevrouw Polet wel: een duplexwoning komt goed koper uit dan een normale etagewoning. Dit probleem moet nog maar eens in de commissies bekeken worden. Daarvoor heeft men alle mogelijke tijd, want in het gedeelte tot de Molenstraat, dat men thans onder handen heeft zit toch geen ruimte meer. De wethouder ORANJE merkt op, dat de meeste vragen en opmer kingen reeds door de voorzitter en wethouder van Zadelhoff zijn beantwoord. Hij is verheugd over hetgeen deze hebben gezegd naar aanleiding van de opmerking van de heer Brouwer over de procedurekwestie. Wanneer de raad voorstellen voor zich krijgt met de mededeling die en die commissie gaat ermede akkoord, dan maakt dit op vele raadsleden de indruk, dat wordt gezegd: Het is wel goed zo, je kan het wel accepteren. De ervaring heeft ook wel geleerd, dat de behandeling van de stukken in de commissies op deze wijze gaat ten koste van de openbare behandeling. En die laatste - vindt -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1959 | | pagina 308