- 16 december 1959 - 193. De VOORZITTER zegt dat dit voorstel alleen door hem en niet door het college is ondertekend, omdat hij zelfstandig met dit voorstel is gekomen. Hij is namelijk van mening dat het voor de wethouders onaangenaam is zelf met een voorstel inzake hun wedde te komen. Hij kan echter wel zeggen dat het college van oordeel is, dat de huidige wedde beslist te laag is. Dit is meermalen in het college ter sprake gekomen. Spreker vond het op zijn weg liggen het initiatief te nemen om hier wat aan te doen. Toen er tij dens het afdelingsonder zoek van de begroting stemmen in deze richting opgingen, meende hij dat er voor de raad langzamerhand ook aanleiding was zich over dit vraagstuk te beraden en te oriënteren. Als resultaat van dit oriënteren ligt thans dit voorstel voor. Uiteraard is verhoging van de wedde van 4.200,-- tot 6.000,-- een hele sprong. Daarbij moet men zich echter wel realiseren, dat de wedde van de wethouders nu eenmaal sprongsgewijze omtoog gaat. Deze wedde wordt niet elk jaar opnieuw door gedeputeerde staten vastgesteld. Zij wordt vastgesteld op grond van een bepaalde toestand en dan duurt het een hele tijd voor herziening plaatsvindt. Relatief is de wedde lager geworden. De wedde is in 1956 vastgesteld. Sindsdien hebben allerlei salarismaatregelen plaatsgevonden, er is een huur compensatie geweest, de gulden is minder waard geworden, maar de wedde van de wethouders is steeds gelijk gebleven. Ook afgezien van de groei der gemeente zou de wethouderswedde dus herziening behoeven. Daar komt bij dat niet alleen het aantal inwoners der gemeente toeneemt, maar dat bovendien de hoeveelheid werkzaamheden in nog sterkere mate toeneemt. Dit is de reden waarom spreker zich gerechtigd voelde de raad voor te stellen de wethouder swedde te brengen op 6. 000, -- Men kan van mening verschillen over de vraag, of dit bedrag wel juist is en of het niet ƒ5.800,-- of 5.600,-- moet zijn. Spreker gelooft, dat men zich daar niet in moet verdiepen. Men moet er van uitgaan, dat dit bedrag geruime tijd zal blijven gehandhaafd, totdat het misschien wederom een heel eind is achtergebleven en opnieuw een sprong naar boven noodzakelijk is. Spreker is van oordeel dat de door hem voorge stelde sprong op het ogenblik beslist moet worden gemaakt, wil Soest met de wedde der wethouders niet ernstig achterkomen. Hij heeft over de voorgestelde hoogte van de wedde expres niet met de wethouders gesproken, omdat het hem voor deze niet aangenaam lijkt hierover te moeten discussiëren. Toen hij de vorige week dit voorstel in de raad bracht, was het voor de wethouders een even grote verrassing als voor de raadsleden. Hij heeft alleen tot de wethouders gezegd met een voorstel te zullen komen, doch zonder daarbij het bedrag te noemen. Hij gelooft dat men ook wel zoveel vertrouwen in hem mag stellen, dat men kan aannemen dat hij hierover serieus overleg heeft gepleegd. Hij heeft vorige week gezegd goede gronden te hebben om te verwachten, dat wan neer de raad dit voorstel accepteert, gedeputeerde staten daarop gunstig zullen beschikken. Dat heeft hij niet voor niets gezegd. Hij gelooft evenwel, dat het - al was het alleen tegenover gedepu teerde staten - niet behoorlijk en niet correct zou zijn om wanneer het onderhavige voorstel wordt aangenomen, snel daarna over te gaan tot aanstelling van een vierde wethouder. Wanneer gedeputeerde staten met dit voorstel akkoord gaan, dan doen zij dit mede op grond van het feit dat Soest slechts drie wethouders heeft. Komt de raad spoedig daarop met het besluit tot aanstelling van een vierde wethouder, dan kan spreker zich voorstellen dat gedeputeerde staten dit niet erg netjes zouden vinden en zouden zeggen: U had ons wel van te voren kunnen zeggen dat u dit van plan was. Spreker gelooft dat men beslist niet op korte termijn tot aanstelling van een vierde wethouder moet overgaan, maar eerst moet zien: Hoe gaat het met de ontwikkeling der werkzaamheden; hoe gaat het met de ontwikkeling der gemeente? Hij gelooft niet dat het verstan dig is zich wat dit betreft te veel vast te leggen. Niemand kan in de -• toekomst -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1959 | | pagina 386