- 20 januari 1960 -
9.
De VOORZITTER zegt dit niet precies te weten. Maar de gemeente
is dus zeer vooruit met de krotopruiming, juist doordat er ten aanzien van
de onbewoonbaar verklaarde woningen zoveel nare gevallen zijn. Men behoeft
zeker niet bang te zijn, dat de gemeente de gestelde voorwaarde niet zal nako
men.
Mevrouw POLET-Musler wijst er op dat er te Soest een raadscommis
sie bestaat, die samen met het college tracht de noodgevallen in de juiste
volgorde te helpen. In deze commissie is ook de protestants-christelijke frac
tie vertegenwoordigd. Vandaar dat de emotionele uitval van mevrouw Muurling
haar nogal verwonderlijk voorkomt en haar, eerlijk gezegd, ook wel heeft
gegriefd.
De heer DE BRUIN vraagt of het college verwacht dat gedeputeerde
staten een raadsbesluit tot verlenging van de ontruiming ster mijn zullen ac
cepteren.
De VOORZITTER: Dat weet ik niet.
De heer DE BRUIN: Maar verwacht u het?
De VOORZITTER zegt daarover zijn gedachten nog niet te hebben laten
gaan. Hij kan daar geen peil op trekken. De raad heeft zijn eigen verantwoor
delijkheid en neemt, kennis genomen hebbend van de feiten, een besluit. Wat
gedeputeerde staten zullen doen, moet men afwachten. Gedeputeerde staten
hebben eveneens hun eigen verantwoordelijkheid. Daar kan men zich als raad
niet door laten beïnvloeden.
Hierop wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen,
waarbij wordt aangetekend dat de heren Berkelbach van der Sprenkel en de
Bruin en mevrouw Muurling-Voorthuis geacht wensen te worden tegen te
hebben gestemd.
10. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de bouw van een
nieuw kantoorgebouw voor de dienst van gemeentewerken (IV-1545).
11. Voorstel tot verhuur van grond, gelegen nabij de Bosstraat aan de'Stichting
tot behartiging der belangen van de te Soest gevestigde padvinders groepen,
enz." (1-7543).
Deze voor stellen worden achtereenvolgens zonder discussie en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
12. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de bouw van een
politiepost, een hulpsecretarie, een postkantoor en vier bovenwoningen te
Soesterberg (IV-1547).
De heer DIJKSTRA merkt op dat om de P.T.T. te gerieven een aantal
wijzigingen in het oorspronkelijke plan moesten worden aangebracht. Hij
vraagt zich af of het college zich niet een beetje teveel heeft laten ringeloren
door de P.T.T. Door deze wijzigingen wordt in zekere zin de gaafheid van
het project geschaad. Sprekers vraag komt bepaald niet uit wantrouwen voort;
Het prikkelt echter wanneer men bemerkt, dat een gezond en goed project op
eenzijdige en halstarrige weerstand van de bedrijfsleiding van de P.T.T.
stuit, waardoor college en raad worden genoodzaakt aan dit project te gaan
prutsen. Spreker zal bepaald niet zijn stem aan dit voorstel onthouden, doch
hij vraagt zich af of de centralisatie bij de P.T.T. niet zodanig is doorgevoerd,
dat dit gaat ten koste van het plaatselijk belang.
De heer ELBERTSE merkt op dat tengevolge van het feit dat niet op
een rijkspremie kan worden gerekend, de huur van de woningen in de exploi
tatie-opzet is gesteld op 100, -- per maand. Hij hoopt dat men te zijner
tijd bij de verhuring der woningen deze berekening niet als maatstaf zal
nemen, maar in rekening zal brengen de markthuurzoals die zal liggen na
de aanstaande huurverhoging. Dan zal de huur waarschijnlijk wel hoger komen
te liggen. Voor deze woningen zal wel animo bestaan, gezien hun mooie ligging
aan het dorpsplein.
De wethauder VAN ZADELHOFF zegt als antwoord aan de heer Dijkstra,
dat bij de aanvankelijke opzet de huur voor het postkantoor zo hoog zou komen
te liggen, dat de P.T.T. daar eenvoudig niet aan kon denken. De huur zou dan
namelijk 300,-- per maand hebben bedragen. Spreker gelooft niet dat men
centralisatie enz. hier bij moet slepen. De. P.T.T. heeft een bepaald budget
en moet uitmaken wat zij in verband daarmede aan huur voor een dergelijk
- gebouw -