- 21 september 1960 -
127,
het ogenblik wel een klein beetje anders. De samenwerking in de raad kan
men moeilijk beter wensen. Wij weten begrip op te brengen voor elkanders
overtuiging en voor elkanders standpunt. Wij zijn het gelukkig ook niet altijd
eens. Wanneer het gaat om het belang der gemeente, ben ik er van overtuigd
dat niemand in de raad een andere houding inneemt dan hij juist acht, omdat
hij meent ter wille van de prettige sfeer maar iets te moeten laten passeren.
Wij hebben een oppositie in de raad. Die noemt zichzelf loyaal. Dit zegt op
zichzelf al dat men ook van die zijde niet anders dan goede medewerking ver
krijgt.
Men had het zostraks met betrekking tot dit jubileum over een rust
pauze. Ik weet niet waar men dit vandaan heeft gehaald. Plannen in die
richting bestaan bij mij geenszins. Ik wil maar gewoon doorgaan op de wijze
als ik in het verleden heb gedaan, in de hoop dat mij de gezondheid daartoe
wordt geschonken. Ik had eigenlijk gehoopt en verwacht, dat dokter Berkel-
bach van der Sprenkel mij de verzekering zou geven, dat ik gemakkelijk
tot mijn 85ste jaar fit zou blijven'. Ik ben er eigenlijk van geschrokken, dat
de heer Berkelbach van der Sprenkel deze verzekering niet heeft gegeven.
Laten wij echter hopen dat het meevalt'. Ik hoop van harte dat u, mijnheer
de voorzitter, er dan ook nog zal zijn in deze gemeente. Ik heb tot nu toe
zes "bazen" gehad. Het is allemaal aardig goed verlopen; zij hadden echter
allen hun eigen karakter'. Wij hebben bij voorbeeld burgemeester Visser
gehad. Daarbij moest je goed uitkijken wat je zei, want anders werd je
ingemaakt op een wijze als ik bij interuptie zelfs niet zou durven te doen.
Ik hoop, mijnheer de voorzitter, met u nog lang in de gemeenteraad van Soest
zitting te mogen hebben.
Mijnheer de voorzitter Dames en heren'. Ik hoop dat u niet ver
wacht dat ik iedere spreker apart zal beantwoorden. Het is moeilijk voor u
mij toe te spreken. U heeft al in de kranten kunnen lezen dat er eigenlijk
geen betere is dan degene die thans het woord voert. Dat is ook heel normaal;
ik heb ten minste nog nooit een verslag van een jubileumbijeenkomst gelezen;
waarin stond dat de jubilaris niet een prima iemand was. Maar op het laatst
weet men eigenlijk niet meer iets aan het goede toe te voegen. Dat is echter
wederkerig. Wanneer ik iedere spreker apart ga bedanken voor hetgeen hij
tot mij heeft gezegd, gaat het ook vervelen. Ik hoop dat u allen uit mijn
woorden toch zult hebben begrepen dat ik zeer dankbaar ben voor de mij deze
avond gebrachte hulde. Speciaal ben ik dankbaar voor het verkrijgen van de
erepenning van de gemeente Soest. Ik ben Soester van geboorte. Als zodanig
heb ik vanzelfsprekend liefde voor onze gemeente. En ik stel het op zeer
hoge prijs, dat deze gemeente mij de zilveren erepenning heeft willen
toekennen.
Ik hoop nog lang mijn goede gezondheid te behouden en ik geef u de
verzekering, dat dit mede aanleiding voor mij zal zijn voor de gemeente
Soest te doen hetgeen van mij wordt verwacht.
(De heer Hilhorst drukt hierop onder applaus der aanwezigen de voorzitter
de hand).
Vervolgens sluit de voorzitter te 22.00 uur de vergadering, waarna
de aanwezigen nog enige tijd officieus bijeenblijven.
Aldus vastgesteld op 16 november 1960.
De secretaris,
De burgemeester,