-16 november 1960 -
155.
De VOORZITTER zegt dat wanneer de gevraagde ontheffing wordt
verleend, er een hinderwetvergunning in dit perceel komt. En dan is de
deur open naar een industriële ontwikkeling op dit terrein. Dan heeft de
raad A gezegd en moet hij straks ook E zeggen. Dan loopt de zaak volle
dig uit de hand.
De heer D. DE HAAN: B&W kunnen toch beperkende bepalingen
stellen, zodat de zaak niet uit de hand loopt.
De VOORZITTER: Dat hebben wij juist gedaan toen het bedrijf
zich in dit pand vestigde. En de eerste maal dat men daarvan wil afwijken,
wilt u reeds door de knieën gaan.
De heer D. DE HAAN wijst er op dat deze firma medehelpt aan
de welvaart van Nederland. Daar moet men toch ook oog voor hebben. Hij
kan het stuk terrein ter plaatse in het geheel niet zo ongeschikt vinden als
industrieterrein. Vlak daarachter ligt het vliegveld. Dat levert hinder op,
maar dit bedrijf niet.
Mevrouw POLET-Musler verzoekt het college met de meeste klem
vooral geen A te zeggen. Er zijn in de gemeente Soest al plaatsen genoeg,
waar men in het verleden A heeft gezegd en waarvan men thans spijt heeft
als haren op het hoofd. Zij neemt onmiddellijk aan dat dit bedrijf verschrik
kelijk goed medewerkt aan de welvaart van het land. Welvaart is natuurlijk
erg plezierig, maar een beetje recreatie en een planmatige opbouw der
gemeente mag men toch niet aan die welvaart opofferen. Spreekster krijgt
de indruk dat op het ogenblik ter wille van die welvaart alles maar mag en
dat welvaart" het enige woordt is dat nog geldt. En daar wil zij tegenop
komen.
Hierop wordt het voorstel van de heer D. de Haan om het de Inter
nationale Lasproducten Handelmij. N.V. betreffende gedeelte van de
voordracht aan te houden - welk voorstel voldoende wordt ondersteund -
in stemming gebracht en aangenomen met 12 tegen 9 stemmen.
Voor hebben gestemd de leden: Hom, mevrouw Muurling-Voorthuis
Elbertse, Pieren, Kalden, Versteijne, Klarenbeek, van Roomen, D. de
Haan, Hilhorst, Dijkstra en van den Arend.
Tegen hebben gestemd de leden: mevrouw Po let-MusierOranje,
de Bruin, van Zadelhoff, mevrouw van Goor-Cletcn, Brouwer, K.de
Haan, Berkelbach van der Sprenkel en Grift.
De wethouder VAN ZADELHOFF vraagt naar aanleiding van de
uitslag van deze stemming, wat het college thans moet doen.
De heer HILHORST: Zich opnieuw beraden. Komt het daarbij tot
de conclusie dat het zijn voorstel moet handhaven, dan dient het dit opnieuw
bij de raad in. Wanneer het echter een mogelijkheid ziet - en daartoe moet
het pogingen doen - om het betrokken bedrijf tegemoet te komen - waarbij
wordt vastgesteld dat een verdere uitbreiding niet is toegestaan- dan dient
het een voorstel daartoe in.
De wethouder VAN ZADELHOFF: Maar wat voor pogingen moeten
wij ondernemen? Wij weten alles. Wat wij nog niet wisten, heeft de heer
D. de Haan verteld.
De heer D. DE HAAN zegt dat B&W de situatie beter van de be
trokkenen zelf kunnen vernemen. Er is toch geen bezwaar tegen, dat B&W
in contact treden met deze firma?
De VOORZITTER zegt dat men het voorstel van de heer D. de Haan
aldus zou moeten opvatten: B&W nodigen de firma Interlas uit om eens te
komen praten, waarbij de firma de gelegenheid wordt gegeven nog eens
uiteen te zetten, welke belangen er precies op het spel staan en wat de
concrete moeilijkheden zijn.
De heer D. DE HAAN: Inderdaad. Dan heb ik het gevoel dat B&W
volledig zijn georiënteerd. Nu heb ik het gevoel dat het college bepaalde
belangrijke argumenten niet weet.
- Het -