- 21 december 1960 -
171.
f. Aanbieding overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van de "Gemeen
schappelijke regeling" met betrekking tot de Bescherming Bevolking in
de Kring Utrecht IV van de concept-jaarrekening 1959 met voorstel deze
voor kennisgeving aan te nemen.
Met betrekking tot deze stukken wordt besloten overeenkomstig het
geen daaromtrent is voorgesteld.
g. Verzoek van de heer C. Kraayenhagen om geen standplaatsvergunningen
voor de verkoop van bloemen te verlenen met voorstel dit in handen te
stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
De heer PIEREN merkt op dat enige concurrentie in deze wel gewenst
is. Hij heeft dan ook geen bezwaar tegen het afgeven van standplaatsver
gunningen voor de verkoop van bloemen, mits dit geschiedt aan ter plaatse
gevestigde bloemisten.
Mevrouw MUURLING-Voorthuis merkt op dat wanneer Soest een
markt had, bloemenstalletjes de gewoonste zaak van de wereld zouden zijn.
Zij vindt het in het geheel niet misstaan, wanneer een beetje kleur en fleur
aan de gemeente wordt gegeven door bloemenstalletjes. Maar ook uit een
oogpunt van concurrentie heeft zij als consument geen bezwaar tegen het
plaatsen van bloemenstalletjes.
De VOORZITTER deelt mede dat het college reeds vergunning heeft
gegeven aan een inwoner van deze gemeente om met een bloemenkraam te
Soesterberg te gaan staan.
Hierop wordt het stuk gesteld in handen van B&W ter afdoening,
h Verzoek van de heer R.Schaatsbergen tot het verlenen van optie op twee
percelen grond aan de Batenburglaan met voorstel op dit verzoek af
wijzend te beschikken.
De VOORZITTER deelt mede dat een nader verzoek van de heer
Schaatsbergen is ingekomen. Dat zal de raad worden uitgereikt. Hij houdt
daarom dit punt even aan tot de behandeling van de voorstellen tot grond-
verkoop.
i. Vragen van het raadslid J.K. de Bruin inzake de bouw van 72 woningwet
woningen met antwoord van B&W, met voorstei deze stukken voor ken
nisgeving aan te nemen.
De VOORZITTER merkt op dat uit het door hfet college gegeven schrif
telijk antwoord op de vragen van de heer de Bruin duidelijk wordt, dat de
onderhavige aangelegenheid nog niet volledig is uitgezocht. Men is pas in
het begin van dit onderzoek. Het is in dit stadium niet mogelijk de heer de
Bruin een veel concreter antwoord te geven.
Spreker stelt de raad daarom voor op dit moment niet te diep op deze
kwestie in te gaan. Het college zou echter een aantal raadsleden willen be
trekken bij het onderzoek opdat dit een zo breed mogelijke basis verkrijgt.
Spreker stelt voor vier leden van de commissie openbare werken - vertegen
woordigende de vier fracties in de raad - en vier leden van de financiële
commissie - ook van iedere fractie één - het college te laten bijstaan bij
dit onderzoek, waarmede is begonnen, maar dat nog niet is voltooid. De
betrokken commissies kunnen dan zelf uitmaken, welke van haar leden hier
voor in aanmerking komen.
De heer DE BRUIN is zeer dankbaar voor het feit, dat hij op betrek
kelijk korte termijn antwoord ontvangen heeft op de elf door hem gestelde
vragen. Het antwoord zelve bevredigt hem echter in genen dele. Hij be
grijpt dat de zaak nog in onderzoek is en dat daardoor wellicht nog niet
alles kan worden medegedeeld, maar hij had toch wel gedacht in dit stadium
een vollediger antwoord te zullen krijgen dan hij heeft gehad.
In de tweede alinea van hun antwoord schrijven B&W:
"Inderdaad zijn bij de bouw van deze woningen door de directie te
kortkomingen begaan en fouten gemaakt".
- Dit -