-16 maart 1960 -
40.
Na heropening der vergadering zegt de VOORZITTER in de
eerste plaats de heer Hoekstra dank voor de verleende medewerking. De
uitslag van de enquête is dat van de twaalf hier aanwezige kinderen
- daarbij moet men zich wel realiseren dat deze in de hoogste klasse van
de lagere school zitten en dat de meesten al eens een beker hebben ge
kregen - er slechts één een beker wenst. Acht zouden 1 iever een boekje
hebben, terwijl drie gaarne een andere herinnering zouden ontvangen, bij
voorbeeld een wandbord of een tegel. Hieruit zou men dus de conclusie
kunnen trekken dat in ieder geval bij de grotere kinderen meer belang
stelling bestaat voor een boekje. Twijfel kan echter nog bestaan over de
vraag, of ook de kleintjes, die nog nooit een beker hebben gekregen, niet
liever een beker of een bordje zouden hebben. Voor de grotere zou spreker
echter beslist het voorstel om een boekje uit te reiken willen handhaven.
Mevrouw MUURLING-Voorthuis deelt mede dat zij op haar
voorstel om een beker te geven terugkomt, nu zij de boekjes heeft gezien.
Zij vindt die werkelijk zeer aantrekkelijk. Had zij de boekjes van te voren
gezien dan had zij niets gezegd.
De heer BROUWER blijft - ook nu hij de boekjes heeft gezien -
tegen de uitreiking daarvan. Hij heeft in de gauwigheid plaatjes gezien, die
z.i. niet in een boekje voor de jeugd thuishoren. Hij begrijpt dat de kinde
ren van de zesde klas van de lagere school gaarne zouden gaan naar een
film voor boven de 18 jaar. Hij begrijpt ook dat zij gaarne een boekje hebben
voor mensen boven de 18 jaar, maar hij blijft er pertinent tegen een derge
lijk boekje aan deze kinderen uit te reiken.
De VOORZITTER zou het voorstel van het college iets willen
verruimen. De raad heeft geen bezwaar tegen het gevraagde krediet. Het
verschil bestaat alleen ten aanzien van de vraag: boekjes of iets anders?
Hij stelt nu voor te besluiten de kinderen van de hogere klassen het voor hen
bestemde boekje uit te reiken en het college verder de vrijheid te laten om
- na overleg te hebben gepleegd met enige personen uit de onderwijswereld -
met betrekking tot de kleintjes te beslissen of die het daarvoor bestemde
boekje dan wel een andere herinnering zal worden gegeven. De raad zal dan
op de hoogte worden gesteld van de door het college gemaakte keuze. Voor
de hogere klassen wil spreker dus - ondanks het bezwaar van de heer
Brouwer - vasthouden aan het verstrekken van het daarvoor bestemde boekje.
Als antwoord aan de heer van den Arend deelt hij mede, dat de
Christelijke Oranjevereniging "Beatrix" niet in dit krediet zal delen. Dit
krediet is alleen bestemd voor het Oranje Comité Soest en de Oranjevereni
ging "Wilhelmina" te Soesterberg die de algemene feestviering verzorgen.
"Beatrix" organiseert een feest voor de eigen leden. "Beatrix" werkt overi
gens ook mede aan de algemene feestviering, doordat zij een zetel heeft
in het Oranje Comité.
De heer DE BRUIN zegt dat hij geacht wenst te worden tegen het
de boekjes betreffende onderdeel van dit voorstel te hebben gestemd.
De heer VA.N DEN A.REND merkt op dat in de begroting altijd
500,-- wordt uitgetrokken, welke bedrag wordt verdeeld over de drie
Oranjeverenigingen, waaronder "Beatrix". Met de verjaardagen van de
leden van het Koninklijk Huis organiseert "Beatrix" eveneens een avond
voor de eigen leden. Dat zij thans niet deelt in het beschikbaar te stellen
krediet is dus een afwijking van het steeds ingenomen standpunt.
De VOORZITTER zegt dat dit krediet bestemd is voor de
verenigingen die de openbare feestviering verzorgen en daardoor dit jaar
voor veel meer uitgaven komen te staan dan normaal. Dit krediet is alleen
voor deze Bevrijdingsdag en niet voor Koninginnedag bestemd.
De heer HOM vraagt of, wanneer de kleintjes een beker wordt
aangegeven, men met het krediet nog wel uitkomt. Of zal dan een extra
krediet aan de raad worden gevraagd?
De VOORZITTER: Wij houden aan dit krediet vast.
- De -