-17 mei 1961 - 117. Verder komt het spreker voor dat kan worden vastgesteld, dat de af wijking van het bestek met betrekking tot de steensoort in ieder geval de aan nemer een eenzijdig voordeel heeft opgeleverd van circa 23.000,--. Hij wil niet te lang bij de kwestie van deze stenen blijven stilstaan, omdat hij weet dat de materiaalpositie moeilijk is, zowel wat betreft stenen, dakpannen als grind. Het zit er dus wel in dat het nodig kan zijn van de ene steensoort op de andere over te schakelen. Een andere kwestie is natuurlijk de verreke ning van dat eenzijdige voordeel voor de aannemer. Daarover zal vermoede lijk het laatste woord niet zijn gezegd. Daar zal de raad dan te zijner tijd nog wel van horen. Verder mag worden vastgesteld, dat de kwaliteit van het geleverde pro- dukt in zijn geheel aanvaardbaar is. Dat valt duidelijk te lezen uit het rapport- Leupen, terwijl ook andere deskundigen spreker dit hebben medegedeeld. De pure feitelijkheden zijn dus niet te onrustbarend. Er zijn echter an dere en helaas wel heel onaangenamer aspecten aan deze gehele affaire. En daarmede doelt spreker op de in deze gevolgde procedure en op het leed dat onnodig aan mensen is berokkend. Deze mensen hebben weliswaar gefaald, maar falen is sowieso menselijk. Wanneer wij echter, zo zegt spreker, ge rechtigheid willen nakomen - en dat is voor ons een eis - dan kan dat nooit zonder barmhartigheid. En die barmhartigheid is hier wel erg ver zoek. Wat de procedure betreft, herinnert spreker eraan dat de besprekingen in de decembervergadering hebben geleid tot het instellen van een commissie ad hoe, die z.i. - en hij staat niet alleen in deze mening - was een commissie van onderzoek, bestaande uit het college en acht raadsleden. Hij weet dat daar ook anders over kan worden gedacht en dat ook wel de opvatting bestaat, dat het hier ging om een door B&W in te stellen onderzoek, waarbij deze zich op elegante wijze door middel van deze commissie ad hoe hebben laten bij staan door een deel van de raad. Hij ziet het echter anders. Hij ziet deze commissie ad hoe - en dat is in december ook pertinent zo gesteld - als een commissie van onderzoek, als een compromiscommissie. Deze commissie is enige malen bijeen geweest, maar heeft naar sprekers oordeel niet behoor lijk gefunctioneerd. Ik heb - zo vervolgt spreker - het gevoel niet van mij kunnen afzetten, dat men ons heeft getracht te bedillen en als kleine jongens te vertellen, wat wij wel moesten doen en wat wij niet moesten doen, wat wij wel mochten lezen en wat wij niet mochten lezen, wat wij wel mochten vertel len en wat wij niet mochten vertellen. Daar hebban wij ons echter gauw van losgemaakt, want, wat dat bedillen betreft, daar zijn wij ten slotte zelf ook bij'. Het niet behoorlijk functioneren van deze commissie is in de eerste plaats veroorzaakt door haar gemengde samenstelling. College en raadsleden zaten daar gezamenlijk in. Het is menselijk en begrijpelijk, dat B&W het eigen beleid subjectief zien en dat op de achtergrond van hun denken de verde diging van het eigen beleid staat. Spreker is ook subjectief. Men tracht allen objectief te zijn, maar men kan zich toch nooit los maken van zekere voorwe tenschappen en zekere voorkeuren. Maakt dit uitgangspunt de zaak al enigszins moeilijk, de commissie had toch goed kunnen functioneren. Er zouden ook voordelen aan deze gemengde samenstelling verbonden hebben kunnen zijn. De van de commissie deel uit makende raadsleden zouden daardoor gemakkelijker toegang hebben kunnen krijgen tot het apparaat van B&W, tot de ambtenaren. Spreker is ervan over tuigd dat men het in deze commissie in vergaande mate eens had kunnen wor den, behalve over het beleid van B&W. Het heeft echter niet zo mogen zijn. Het heeft spreker altijd gespeten, dat de commissie geen afdelingen heeft gevormd. Een commissie van twaalf mensen is veel te groot om praktisch te werken. Had men praktisch en efficiënt willen onderzoeken, dan had dit getal van twaalf moeten worden opgedeeld in twee of drie afdelingen. Helaas is dat niet gebeurd, ondanks een daartoe gedaan verzoek. - Verder -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 233