-17 mei 1961 -
124.
Aan het einde van het rapport staat, dat nagegaan zal worden in
hoeverre het noodzakelijk en gewenst moet worden geacht een reorganisatie
van de dienst door te voeren. Dat woord "reorganisatie" komt ook in het
rapport van de deskundigen naar voren. Spreker gelooft echter dat dit woord
helemaal niet op zijn plaats is. De organisatie van gemeentewerken deugt
op het ogenblik zeer zeker wel. Het enige dat eens moet worden nagegaan,
is - en dat noemt spreker meer een inventarisatie - of er op alle punten
wel voldoende mensen zijn die het werk aankunnen. En dan speelt onmiddellijk
mede een rol de door de voorzitter reeds genoemde kwestie van de behuizing.
Er is dus een plan voor een nieuw kantoorgebouw. Misschien zullen op ande
re wijze nog voorzieningen in deze moeten worden getroffen. Hoe het ook zij,
spreker is van oordeel dat het goed is op dit moment niet te praten over
reorganisatie, doch eerst een inventarisatie te maken om na te gaan in hoe
verre dat de "inventaris", althans wat de ambtenaren betreft, uitbreiding
behoeft.
Spreker is enkele woordvoerders eigenlijk dankbaar voor de wijze
waarop zij over deze aangelegenheid hebben gesproken. Hij moet tot zijn
spijt echter zeggen het in genen dele eens te kunnen zijn met hetgeen de heer
de Bruin hier naar voren heeft gebracht.
De heer BROUWER wil even een meningsverschil rechtzetten. De
wethouder blijkt niet te hebben begrepen, hoe aan de ene zijde door de heer
de Bruin gesproken kan worden over een vakman aan het hoofd van openbare
werken en hoe anderzijds door spreker kan worden gezegd: Waar gewerkt
wordt, worden fouten gemaakt» Spreker ziet in beide uitspraken echter geen
enkele contradictio om de eenvoudige reden dat ook een goed vakman een mens
is en dus fouten kan maken.
De heer DE BRUIN zou een kort antwoord willen geven op hetgeen de
heer van Zadelhoff heeft gezegd. Hij wijst er dan in de eerste plaats op, dat
alles een oorzaak en een gevolg heeft. In de korte tijd van zijn raadslidmaat
schap heeft hij al gemerkt, dat wethouder van Zadelhoff de fout maakt meer
naar de gevolgen dan naar de oorzaken te kijken. En hij gelooft dat de heer
van Zadelhoff dat ook thans doet.
De heer van Zadelhoff heeft gevraagd, of spreker soms een politiek
spel bedrijft. Hij bedrijft helemaal geen politiek spel. Hij weet zeer goed dat
de politiek in de gemeente maar een zeer ondergeschikte rol speelt.
De heer van Zadelhoff vraagt voorts of spreker zich wel heeft gereali
seerd, wat hij begon, toen hij zijn vragen aan het college van B&W stelde.
Dat heeft spreker zich voor de volle honderd procent gerealiseerd. En daaraan
voegt hij toe geen miinuut en geen centimeter voor de grootste verantwoorde
lijkheid op zij te gaan.
En wanneer wethouder van Zadelhoff meent dat spreker over de dienst
gemeentewerken niet kan oordelen, dan laat deze dat geheel aan het oordeel
van de heer van Zadelhoff zelf over.
De heer HILHORST merkt op dat het het college misschien heeft ver
wonderd, dat het in eerste instantie geen enkele reactie van de zijde der
K.V. P. -fractie ten aanzien van deze aangelegenheid heeft gekregen. Hij is
echter blij te hebben gewacht met het woord te vragen tot wethouder van
Zadelhoff had gesproken,
Hij is zeer getroffen door de wijze waarop men hedenavond is begon
nen dit probleem te behandelen. Toen de heer de Bruin namelijk aanvoerde
wat de V, V, D.-fractie allemaal in het verleden naar voren heeft gebracht,
vroeg spreker zich af of de heer de Bruin nu echt wel de stukken leest die hem
van het gemeentehuis worden gezonden. Had de heer de Bruin de bij de behan
deling van de begroting voor dit en die voor het vorige jaar gehouden algemene
beschouwingen gelezen, dan zou hij niet hebben durven zeggen dat het de
V.V.D.-fractie is, die aandacht schenkt aan woningbouw en dat de rest van de
raad hier niet de nodige aandacht aan schenkt.
Daar gaat het op het ogenblik echter niet om. Spreker betreurt het in
hoge mate dat deze aangelegenheid deze weg is opgegaan. Wat is men thans
- bezig -