- 12 juli 1961 - 154. De heer DIJKSTRA zegt een warm voorstander te zijn van het be houd van historische en culturele zaken. Het enige oude centrum dat Soest heeft, is gelegen rondom de oude kerk en is zeker de moeite waard. Spreker denkt dan aan bij voorbeeld De Drie Ringen, de bakkerij van Van Brummelen, het oude raadhuisje. Het onderhavige object echter is z.i. nauwelijks de moeite waard om te behouden. Het is oud, namelijk 180 jaar. Dat is dan ook het enige dat men ervan kan zeggen. Spreker gelooft dat het al dan niet hand haven van deze huisjes van weinig betekenis is voor het behoud van de aude kern. Ook hem valt het daarom zwaar hier zijn stem aan te geven. Ging het om een object dat werkelijk de moeite waard was, dan zou hij er desnoods het dubbele voor willen voteren. Mevrouw POLET-Musler heeft niet als de heer Hilhorst bij dit voorstel een addertje onder het gras gezien. Zij heeft het voorstel zodanig opgevat, dat niet tot deze restauratie wordt overgegaan, indien niet vast staat dat de gemeente de subsidies zal krijgen. Ten laste van de gemeente zou komen een 23.500, -- plus de thans door de voorzitter genoemde 4.000,--. Het laatste bedrag zal door de huur worden gedekt, want in de commissie is medegedeeld dat bij de bouw van deze garages de huur met een evenredig bedrag zou worden verhoogd. Wanneer rijk en provincie meesubsidiër en, betekent dit dat drie diensten uitvoering van het onderhavige plan de moeite waard vinden. Spreek ster gelooft dat de raad zich daar dan wel bij kan neerleggen. Zij zou echter de stellige toezegging willen hebben, dat met deze restauratie niet wordt begonnen, voordat de gemeente de zekerheid heeft de betrokken subsidies te krijgen. Spreekster weet dat monumentenzorg kwartaalsgewijze de subsi dies uitgeefd. Mocht monumentenzorg zeggen dat Soest deze subsidies niet eerder dan januari kan krijgen, dan heeft zij er evenwel geen bezwaar tegen dat nu reeds met de uitvoering van het plan wordt begonnen. Als maar zwart op wit vaststaat dat Soest de subsidie krijgt. De VOORZITTER merkt op dat het voor een leek natuurlijk enigs zins moeilijk is door dit geval in zijn huidige staat heen te kijken. Wanneer de heer Hilhorst bij het zien van deze huisjes restauratie ervan niet de moeite waard acht, dan komt dit omdat deze panden er sterk verwaarloosd uitzien. Ze zijn door de gemeente gekocht in mei 1955. Er is opgemerkt dat men toen niet had kunnen denken, dat er zulk een groot bedrag aan ten koste zou moeten worden gelegd. In 1955 zou deze restauratie echter ook veel minder hebben gekost. De prijzen en speciaal de restauratieprijzen - bij restauraties speelt namelijk de factor arbeid een veel en veel grotere rol dan de factor materialen - zijn bijzonder sterk gestegen. Bovendien heeft de gemeente, naar spreker meent, sinds 1955 geen cent aan onderhoud voor deze woningen uitgegeven, In deze restauratie zit derhalve ook achter stallig onderhoud. Inmiddels is bekend geworden dat het rijk bereid is de 40% subsidie te verlenen. De rijksdienst voor monumentenzorg heeft bemoeienis met de restauraties in het gehele land. Deze dienst beschikt over slechts een be perkt budget en moet derhalve subsidie-aanvragen weigeren en afkappen. Deze dienst acht echter de onderhavige restauratie van zodanig belang, dat hij daarvoor 40% subsidie wil geven. En met mevrouw Polet is spreker het eens dat men als gemeente zich dan wel bij het oordeel van deze deskundige dienst kan aansluiten. Opgemerkt is dat het bedrag van deze restauratie wel erg hoog is. Dat is echter met iedere restauratie het geval. Wanneer men een oude kerk afbreekt en er een nieuwe voor in de plaats bouwt, is dit goedkoper dan wan neer men een oude kerk gaat restaureren. Men restaureert echter omdat men de in een bouwwerk vertegenwoordigde culturele waarde wil behouden. In het onderhavige geval gaat het om een heel simpel bouwwerk. Dit heeft echter toch architectonisch bepaalde kwaliteiten - niet de kwaliteiten van een paleis, maar w'èl de kwaliteiten van een eenvoudig huisje dat in deze omgeving past. - Nu -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 307