- 20 januari 1961 - 50. Bij dit volgnummer stelt de VOORZITTER aan de orde 14a» Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling voor het jaar 1961* a. als bedoeld bij artikel 55 bis van de Lage r-onderwijswet 1920 voor het gewoon lager, uitgebreid lager en voortgezet gewoon lager onderwijs. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr476Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. 101 bis der Lager-onderwijswet 1920, De heer DIJKSTRA zegt uit het Antwoord van het college te hebben begrepen, dat voor de uitbreiding van de christelijke v, g. l.o-school met twee lokalen de benodigde goedkeuringen zijn verleend. Hij meent echter dat hedenochtend is medegedeeld, dat nog rijks goedkeuring moet afkomen, Hoe staat de zaak op het ogenblik precies De VOORZITTER deelt mede dat het wachten is op de goedkeuring die het ministerie van volkshuisvesting en bouwnijverheid nog moet geven. Alles is klaar. Zodra het seintje komt dat er gebouwd mag worden, kan ook worden begonnen. De heer DIJKSTRA: Heeft u enige inside information, dat het afkomen van de goedkeuring ergens op hangt? Kan deze afkoming verhaast worden? De VOORZITTER zegt dat ook deze kwestie hangt op het feit dat te weinig bouwvolume beschikbaar wordt gesteld voor het onderwijs. Wat dit betreft, zijn de lagere scholen nog niet eens het slechtst bedeeld. Iedere maand komt er wat bouwvolume beschikbaar voor scholenbouw. Het gaat op het moment wat stroef. In het voorjaar of tijdens de zomer van het vorige jaar heeft men spreker toegezegd, dat de zaak in het najaar voor elkaar zou komen. Toen hij daar in het najaar nog eens over ging praten, werd hem gezegd: De situatie is thans veel moeilijker, het zal wel niet lukken. Het beleid in deze verandert nogal eens. Sprekers indruk is dat in de eerste helft van dit jaar en op niet te lange termijn de rijks goedkeur ing wel zal afkomen. Het is echter best mogelijk dat het tegenvalt. De heer DIJKSTRA wil vervolgens een enkele opmerking maken over de gymnastieklokalen. Hij weet dat het college niets kan doen om het in deze bestaande grote probleem op te lossen. Het is echter nuttig vanuit de raad nog eens te laten horen, dat er een hopeloze achterstand op het gebied van gymnastieklokalen bestaat. Ook in dit opzicht mag men niet bedrijfsblind worden. Men mag zich niet gaan neerleggen bij het feit dat praktisch geen gymnastieklokalen voor het lager onderwijs tot stand komen. De situatie is toch eigenlijk te gek omllos te lopen'. Bij het middelbaar onderwijs ziet men per gymnastieklokaal ruwweg 500 leerlingen. Bij het lager onderwijs is de toestand annmerkelijk ongunsti ger, Daar heeft men zeker 1500 h 1800 leerlingen per gymnastieklokaal. Betekent dit dat men bij hogere instanties de gymnastiek voor kinderen van 6 tot 12 jaar minder belangrijk vindt dan voor kinderen van 16 tot 20 jaar Spreker gelooft niet dat dit het geval is. Zijn fractiegenoot, dokter Berkel- bach van der Sprenkel, is er evenmin iets van bekend, dat het beoefenen van gymnastiek voor de kinderen van de lagere school minder b.elangrijk zou zijn dan voor die van het middelbaar onderwijs, Is er het college iets van bekend, of hier bewust medisch discriminerend wordt opgetreden? De VOORZITTER zegt daar niets van te weten. Hij weet alleen dat het bouwvolumepotje, waaruit de gymnastieklokalen moeten komen, bijzonder slecht wordt bedeeld. De heer PIEREN sluit zich aan bij de heer Dijkstra, In de pers, door de radio en op de televisie blijkt voortdurend dat de lichamelijke ontwikke ling van de Nederlandse jeugd verre en verre ten achter blijft. Van degenen die in militaire dienst moeten, blijkt ongeveer 68% een slechte lichaams houding te hebben doordat zij te weinig aan sport hebben gedaan. De rege- - ring -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1961 | | pagina 99