18 april 1962
Wanneer het college van oordeel is dat het geen zin heeft
op zo korte termijn een eigen oremieregeling te ontwerpen, kan
spreker dat wel begrijpen. Maar het heeft hem toch teleurgesteld,
dat in de toelichting een principiële toezegging, althans een prin
cipiële uitspraak ontbreekt. In het verzoek was daarom toch wel
gevraagd. En daarom vraagt spreker nu concreet: Is het college
bereid in deze een principiële uitspraak te doen en met name, in
concreto: is het bereid om, wanneer de totstandkoming van de
wet lang op zich zou laten wachten - wat spreker niet hoopt en
niet verwacht -, de zaak opnieuw in beschouwing te nemen en de
mogelijkheid van een eigen gemeentelijke premie-regeling voor
kerkbouw aan de orde te stellen?
De VOORZITTER zegt dat uit de toelichting wel blijkt,
dat een wetsontwerp deze zaak regelt. In dat wetsontwerp wordt
uitgegaan van de gelijkheid van alle kerken Het is dus gewenst,
dat er naast deze rijksregeling geen gemeentelijke financiële
regelingen komen, waardoor toch weer ongelijkheid zou ontstaan.
Het wetsontwerp gaat over de kerkbouw na 1 maart 1961
Het is dus mogelijk - en dat is ook gebeurd - dat voor 1 maart 1961
door de gemeenten een subsidieregeling is toegepast. Na 1 maart
1961 wenst men dat niet meer; men wenst het wetsontwerp terug
werkende kracht te geven tot 1 maart 1961 De kerken die na 1
maart 1961 worden gebouwd, komen dus voor deze subsidierege
ling in aanmerking
Het rijk wil zelfs niet dat de gemeenten afzonderlijk subsi
diëren. Een gemeente die dat doet wordt gestraft, doordat het
door haar uitbetaalde subsidie wordt ingehouden op het rijkssubsi
die De kerk krijgt dus geen cent meer; de gemeente betaalt in
plaats van het rijk.
Het is een wetsontwerp. Men weet nooit hoe ten slotte de
wet eruit zal zien. Er kunnen allerlei amendementen en wijzigingen
op komen. Maar het college heeft maar te maken met één reëel
feit: het wetsontwerp. Daarop heeft het zich gebaseerd. Mocht de
wet niet tot stand komen - wat spreker niet gelooft, want daartoe
geven de gewisselde stukken geen aanleiding - of mocht de wet er
heel anders uitzien dan het wetsontwerp, dan kan het bestuur dat
het verzoek heeft gedaan, zich alsnog met een verzoek tot de raad
wenden, omdat dan de feitelijke omstandigheden zijn veranderd.
Het hangt dan van de raad af, of dat verzoek zal worden ingewil
ligd.
Het zou op het ogenblik onjuist zijn principiële uitspraken
te doen op grond van gefingeerde situaties Van de raad wordt een
uitspraak gevraagd, uitgaande van het op tafel liggende wetsont
werp; geen subsidie Blijkt deze grondslag onjuist te zijn, dan kan
het bestuur zich opnieuw tot de raad wenden en dan zal de raad op
grond van de dan geldende omstandigheden een oordeel moeten
vellen. Op het ogenblik kan men daarover niet praten, omdat men
niet weet, hoe het gewijzigde wetsontwerp eruit zal zien en welke
modulaties het zal vertonen.
Spreker raadt aan, het gevraagde besluit te nemen.
Het bestuur behoudt alle vrijheid om, als het anders zou uitpakken
dan men nu verwacht tot de raad een adres te richten, waarin
erop wordt gewezen dat het besluit is genomen op grond van een
wetsontwerp dat geen of heel anders wet is geworden, en dat als
nog om een subsidie wordt gevraagd, De raad zou zich in wilde
fantasieën vermeien, als hij zich zou baseren op een mogelijk niet
tot stand komen van de wet of op mogelijk andere bepalingen.
- 118 -