26 januari 1962 van de nijverheidsonderwijswet ten laste van de gemeente komen. De uitgaven voor dit onderwijs hebben in de gemeente de laatste tijd een sterke stijging ondergaan. De omvang van deze uitgaven heeft menige gemeentebegroting in den lande al verstoord. Ver der zullen de gemeenten afzonderlijke uitkeringen ontvangen uit het gemeentefonds voor: a. gewoon lager onderwijs, voortgezet gewoon lager onderwijs en uitgebreid lager onderwijs; b. het buitengewoon lager onderwijs Deze uitkeringen hebben het voordeel dat zij de ontwik keling van de uitgaven zullen volgen. Aan de uitkeringen voor deze soorten onderwijs mag volgens de ministers niet de eis worden gesteld, dat zij volledig voorzien in de kosten van het onderwijs voor elke gemeente afzonderlijk. Die uitspraak schijnt zeer aantrekkelijk, doch het grote gevaar is aanwezig dat die ge meenten die geen ruimte in de begroting hebben voor dekking van tekorten, genoodzaakt zullen worden de onderwijsvoorzieningen zodanig te regelen dat zij uit de uitkeringen gedekt kunnen worden. Dit is stellig een gevaar dat uit de toepassing kan voortvloeien, hetgeen het onderwijs niet ten goede zal komen. Als zeer belangrijk voordeel van de nieuwe onderwijs- uitkeringen kan worden genoemd het vervallen van alle verreke ningen voor deze onderwijsuitgaven tussen de school- en de woon- gemeenten Een administratieve vereenvoudiging die alle waarde ring verdient Voor de daarvoor in aanmerking komende gemeenten, waarvoor de algemene middelen aanmerkelijk te kort zullen schie ten in de voorziening van de noodzakelijke behoeften, kan een aan vullende bijdrage worden vastgesteld. Spreker hoopt en vertrouwt dat het college hierop zijn aandacht zal richten, speciaal ten aan zien van de ontwikkeling van de gemeente Soest, in plaats van te streven naar grote zuinigheid en sluitende begrotingen in de toe komst. Laat het bekende gezegde "Laten wij vandaag niet verzui men, wat ons morgen verweten wordt" het college daartoe een leidraad mogen zijn. Vooral voor die gemeenten die een a. bijzon dere samenstelling; b ongewoon verloop van het aantal inwoners; c. andere bijzondere omstandigheden hebben, kan het bedrag per inwoner worden verhoogd. Bepaalde punten kunnen waarschijnlijk op de gemeente Soest van toepassing worden verklaard. Een ander punt zijn de garantie- en limietbepalingen. Volgens gemaakte berekeningen over 1959 zullen ongeveer 600 gemeenten gezamenlijk 70 miljoen per jaar vooruitgaan. Het staat echter geenszins vast dat dit ook het uiteindelijk effect van de regeling zal zijn. In het bijzonder omdat over 1959 en 1960 nog zeer belangrijke subjectieve verhogingen zijn of zullen worden toe gekend, kunnen er nog grote verschillen ten opzichte van de oor spronkelijke berekeningen optredenDe vooruitgaande gemeenten, waaronder Soest, krijgen die vooruitgang niet in één jaar toegekend, maar over de jaren 1960 t/m 1963 wordt ten bate van het gemeente fonds gekort resp. 4/5, 3/5, 2/5 en 1/5 van het gunstige verschil. Een amendement van de P.v.d.A. in het Parlement om deze voor uitgang zodanig toe te kennen, dat het eerste jaar hoogstens 10,-- per inwoner wordt toegekend en de kortingsregeling verder tot drie jaren te beperken, werd helaas door de Kamer verworpen. De fractie van de P.v.d.A. betreurt dit ten zeerste. De regering ver wacht de nadelige financiële gevolgen voor de achteruitgaande ge meenten, die tot en met 1966 het nadelige verschil als garantieuit kering toegekend krijgen, door toepassing van verfijningen te kunnen beperken of op te heffen. Ook de pogingen van de P vd A-fractie - 29 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1962 | | pagina 31