18 december 1963.
komen, worden in de commissie ook al wel besproken.
Het kan zijn dat spreker de opmerking op dit punt niet goed heeft begre
pen en dat de heer Oranje meer heeft gedoeld op voorlichting aan de pers ten aan
zien van de plannen. Op het ogenblik, zegt spreker, zitten wij in een stadium dat
wij er betrekkelijk weinig aan kunnen doen, maar als de uitbreidingsplannen in
een van de eerstvolgende vergaderingen aan de raad worden aangeboden, zal het
contact met de pers wel iets gemakkelijker kunnen gaan.
De wethouder DE HAAN spreekt zijn dank uit voor de vriendelijke woor
den die direct en indirect aan zijn adres zijn gebracht.
De heer Hilhorst heeft gesteld, dat wellicht door de bezetting bij het
openbaar onderwijs de kosten van het onderwijs hoog zijn. Het is niet alleen aan
de bezetting bij het openbaar onderwijs te danken. Om een juiste vergelijking te
maken, moet men uitgaan van vergelijkbare objecten. Een wat ouder gebouw kan
meer kosten meebrengen dan het gebouw van een nieuwe school. Als een school
is gehuisvest in een voordelig gebouw, zal zij met betrekking tot de onderhouds
kosten beter marcheren dan bij voorbeeld een oude openbare school. Bovendien
zijn er ook oudere bijzondere scholen die niet zo florissant in de financiën zitten
en die blijkbaar ook moeite hebben om het gebouw op peil te houden.
Ter geruststelling diene dat het landelijk gemiddelde van het bedrag
per leerling ongeveer ligt op het peil dat Soest nu heeft. In 1963 was het ongeveer
77-- en voor 1 964 is het begroot op 80 Merkwaardig is ook dat er in
sommige gemeenten geen kosten van betekenis zijn - door welke oorzaken kan
men uit de statistiek niet opmaken - terwijl er ook gemeenten zijn die ver bo
ven de honderd gulden per leerling uitkomen. Soest zit, wat het lager onderwijs
betreft, ongeveer op het midden. Wat het u.l.o. betreft ligt het er onder; het
u.l.o. is blijkbaar goedkoper en overigens moeten alle oorzaken tezamen wor
den genomen. In elk geval is er het voordeel dat de normen van het rijk, hoewel
ze niet helemaal worden gehaald, toch niet ver worden overschreden door de
werkelijke kosten, die de gemeente zal hebben. Daardoor hoeft de gemeente op
de post lager onderwijs geen erg groot bedrag bij te passen.
De heer Berkelbach heeft het probleem van de bejaardenhuisvesting
nog eens aangesneden, vooral in het licht van de moeilijkheden bij de plannen
met de provincie Daar ligt inderdaad een belangrijke oorzaak. Op elk terrein
waar de gemeente bezig was iets voor de bejaarden te doen - dat is ook geble
ken bij het Christelijk bejaardencentrum - kwam zij met de provincie al gauw
in de clinch.
Het behoeft geen verwondering te wekken, dat door de publikaties
in de pers, die helaas zonder nadere informatie zijn gedaan, de indruk is
gewekt, als zou de bejaardenhuisvesting op Eng II volledig van de baan zijn.
Het betreurenswaardige is, dat zowel de persmensen als Rustenburg beter
hadden kunnen weten. In een eerder gegeven voorlichting is namelijk zeer na
drukkelijk gezegd dat men, los van het plan Eng II, in provinciale kring ten
stelligste heeft verklaard, dat het bejaardencentrum daar mag komen, Deze
zaak is dus niet goed uit de verf gekomen en het is begrijpelijk, dat de be
jaarden zijn geschrokken en denken dat het nu weer helemaal mis is. Wel is
het zo, dat het verwezenlijken van de plannen uiterst moeizaam vordert.
Twee ambtelijke instanties bemoeien zich ermee:
Volkshuisvesting en de provincie. Aanvankelijk was er bij de provincie een
bepaalde bereidheid om vrij ver te gaan, maar bij Volkshuisvesting nog niet.
Na veel onderhandelingen en besprekingen is Volkshuisvesting veel dichter
genaderd tot de inzichten van het college, maar is de provincie weer aan het
touwtrekken gegaan. Daarbij komt dus opnieuw in het licht wat wethouder Van
Zadelhoff ook al heeft gezegd, namelijk dat de vertragende factoren in de pro
vinciale sector bijzonder groot zijn, wat niet erg bemoedigend is
Een gelukkig verschijnsel daarbij is dat er in de beleidssector bij
de provincie iets meer openheid is gekomen en ook wel medewerking. Maar
ook daar is men blijkbaar niet bij machte om véél versnelling toe te passen.
he
di
ni
is
be
va
de
on
op
vi:
de
tir
de
mi
lie
on
pe
- 216 -