2 me i 19 63
Deze zaak is in feite terug te brengen op domheid bij de betrokkenen.
Deze zijn er bij de koop van het bedrijf eigenlijk ingevlogen. Zij dachten namelijk
dat reeds een vergunning aanwezig was, In dit perceel is namelijk tien jaar een
visbakkerij gevestigd geweest Een visbakkerij en een patates-fritesbakkerij zijn
qua reuk ongeveer hetzelfde.
Dat de betrokkenen een bedrijf hebben overgenomen, waarvoor geen
vergunning aanwezig was, is natuurlijk niet de zaak van de gemeente. Spreekster
verzoekt het college echter enige clementie met deze mensen te betrachten en ze
de tijd te geven rustig uit te zien naar een andere huisvesting voor hun bedrijf
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat deze zaak in de commissie
grondbedrijf en uitbreidingsplannen is behandeld Hij is er overigens niet zo ge
lukkig mede, dat deze zaken in die commissie komen, want ze hebben niet direct
te maken met het grondbedrijf en de uitbreidingsplannen. In de commissie heeft
spreker toegezegd precies te zullen nagaan, hoe de zaak met het vorige bedrijf lag.
In 1951 is er een aanvrage geweest voor een hinderwetvergunning.
Daarvoor was een beslissing van burgemeester en wethouders nodig. In de twee
de plaats is ontheffing gevraagd van het bepaalde inzake vestiging van een bedrijf
m de kom. Daarvoor was een besluit van de raad nodig. Een visbakkerij als zo
danig viel in die tijd niet onder de Hinderwet Het betrokken bedrijf viel echter
wel onder de Hinderwet, omdat daarin ook vis werd schoongemaakt en gezouten
en voorts omdat er elektromotoren van meer dan 2 pk werden gebruikt. In de toen
geldende verordening was een ontheffing van het verbod tot vestiging vereist voor
bedrijven, genoemd in artikel 2, x van de oude Hinderwet, o.a. betreffende het
schoonmaken en zouten van dierlijke stoffen, met name vlees, vis, huiden, dar
men enz. De ontheffing was toen derhalve niet vereist voor het vis bakken, want
de visbakkerij als zodanig viel niet onder de Hinderwet. De raad heeft dan ook
op 1 3 december 1951 de ontheffing geweigerd en burgemeester en wethouders heb
ben op 18 december 1951 de hinderwets ver gunning geweigerd. De heer Beukhof
bleef toen zijn bedrijf uitoefenen. En op 29 januari 1952 hebben burgemeester en
wethouders het voortzetten van die werkzaamheden verboden en daarbij medege
deeld, dat overtreding van dit verbod sluiting en verzegeling van de inrichting ten
gevolge zou hebben Op 4 februari 1952 heeft de heer Beukhof schriftelijk mede
gedeeld dat de machines uit de inrichting verwijderd waren en dat de vis niet
meer daar werd schoongemaakt. Het karakter van de inrichting, zoals hij zich die
oorspronkelijk had voorgesteld, veranderde. Er bleef dus alleen maar een visbak
kerij over. En voor de visbakkerij kon nog op grond van de oude Hinderwet, noch
op grond van de toen geldende verordening worden opgetreden
Maar er is dus geen hinderwetvergunning. Op 1 februari 1953 is de
nieuwe Hinderwet in werking getreden. Toen diende een visbakkerij wel vergun
ning te hebben. Voor bestaande bedrijven kon evenwel worden volstaan met een
verklaring, dat men reeds voor de inwerkingtreding van de nieuwe Hinderwet be
stond
Nogmaals: er is dus geen hinderwetvergunning afgegeven. Het is dan
toch wel heel erg gek, dat men ervan uitgaat, dat een hinderwetvergunning aan
wezig is. Dit vooral voor mensen die in dit soort bedrijven zitten. De directeur
van gemeentewerken heeft wel eens opgemerkt: Wanneer een man een costuum
koopt, neemt hij zijn vrouw mee, maar een huis wordt bij wijze van spreken met
de ogen dicht gekocht. En zo gaat het met de Hinderwet ook Van mensen met
een dergelijk bedrijf, mag men toch verwachten dat zij zich op de hoogte stellen
ten aanzien van het al dan met nodig zijn van een hinderwetvergunning en dat zij,
alvorens ergens mee te beginnen, met de gemeente gaan praten. Wanneer er
geen bezwaren zijn, dan is de praktijk altijd geweest, dat in het algemeen werd
toegestaan dat men vast begon, voordat de hinderwetprocedure geheel doorlopen
was Het. is echter heel onverantwoord om een bedrijf te beginnen en daarbij
raad en college voorbij te lopen, wat betreft het aanvragen van een hinderwetver
gunning
- 72 -
66 Voo
war
alhi
aan
67. Voo
de
68. Voc
a
b.
aar
69. Vo<
voe
als