16 september 1964.
Mevrouw POLET-Musler spreekt hierna als volgt.
Mijnheer de voorzitter. Hoewel uiteraard ook wij zaterdag
gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid om namens onze fractie onze
gelukwensen over te brengen, wil ik hier, op dit moment, gaarne nog een
paar kanttekeningen maken.
In de eerste Dlaats wil ik opmerken dat het ons, als leden
van dezelfde oartij als waartoe de heer de Haan behoort, erg dankbaar
stemt dat wij binnen onze rijen iemand hebben gevonden om dit ambt
te vervullen, die zo algemeen woorden van waardering kan oogsten.
Dit is iets om erg blij over te zijn en misschien mogen we hierop ook
een klein beetje trots zijn.
Zaterdag heeft de heer de Haan in zijn dankwoord eigenlijk
een politiek verlanglijstje opgesomd. Daarbij kwam bij mij even de ge
dachte op dat de benadering van de zaken heel wat is veranderd, ver
geleken bij de tijd toen de heer de Haan als raadslid is begonnen. Hij
heeft wel eens verteld over de eerste tijd nadat hij hier was gekomen
en daarbij gezegd dat een van zijn hoofdpunten toen eigenlijk was, de
steunnormen - die in klasse 5 waren ingedeeld - een klasse hoger te
brengen. Dit betekende voor de mensen die waren gedwongen op die
steun terug te vallen, een verhoging van 1,20 oer week. Dat was een
bedrag dat in die tijd alleszins de moeite waard was om er met je ge
hele persoonlijkheid achter te staan en voor te vechten. Thans ademt
het gehele verlanglijstje van de heer de Haan eigenlijk de geest van cen
trale voorzieningen, dus op het vlak van het aanbieden van bepaalde or
ganisatorische vormen waardoor ieder individu vrij is hiervan al of niet
gebruik te maken. Het getuigt toch wel van een soepelheid van geest,
dat je in zo korte tijd een volslagen andere richting kunt uitgaan. Ik hoop
dat de heer de Haan in volgende jaren nog veel van deze soepelheid van
geest over zal hebben.
De wethouder VAN ZADELHOFF zegt hierna het volgende
Mijnheer de voorzitter. Ook ik heb zaterdagmorgen gebruik
gemaakt van de gelegenheid die het bestuur van de afdeling Soest van de
Partij van de Arbeid heeft geopend om de heer de Haan geluk te wensen.
Maar door een misverstand in de regie - achteraf bleek dat misverstand
een fout van mijzelf te zijn geweest, want ik had een briefje moeten in
vullen om te kennen te geven dat ik graag het woord wilde voeren - heb
ik bij die gelegenheid niet het woord gevoerd. Ik durfde nlom over half
twaalf, toen zovelen achter in de zaal stonden te dringen om de heer de
Haan geluk te wensen, geen inbreuk te maken op de afspraak dat om half
twaalf de normale receptie zou beginnen. Daarom wil ik graag op dit mo
ment enige woorden tot de heer de Haan richten, omdat wij reeds zolang
als wethouders naast elkaar zitten.
Ik moet eigenlijk beginnen met de oorlogstijd, toen de heer
de Haan en ik veel bij elkaar zaten, ter administrering van het zieken
fonds van de evacués en ook van de kindervoeding. Als ik dan even te
rugdenk aan wat zaterdag is gezegd door de heer Nooder, nldat hij
zich altijd nog een beetje de vader van de heer de Haan gevoelt, dan zou
ik bijna moeten zeggen, dat ik zo'n beetje opa tegen de heer Nooder moet
zeggen. Het is bij de heer de Haan geweest, dat wij over de toestanden
in de oorlog praatten, maar toch ook wel over het wel en wee van Soest.
Maar erg politiek geschoold was ik niet. De belangstelling voor de poli
tiek is bij mij opgewekt door de heer de Haan.
Al deze jaren, van 1946 af, heb ik met de heer de Haan een
zeer plezierig contact gehad in het college van burgemeester en wethou
ders Van het begin af wist ik met wie ik te maken had. Ik wist ook met
een dat hier in het college geen politiek gespeeld wordt. De verhoudin
gen in het college zijn al deze jaren zeer goed geweest.
- 127 -