21 oktober 1 964 Wanneer in het desbetreffende gebied kan worden gebouwd zonder dat het beschermde stads - of dorpsgezicht wordt geschaad, dan kan dat normaal in het uitbreidingsplan als zodanig worden opgenomen. Hierbij komt dat zoals men weet, een uitbreidingsplan iedere tien jaar op nieuw moet worden bezienDat geldt ook voor dit geval en de zaak wordt dus niet voor eeuwig bevroren. Wanneer het desbetreffende uit breidingsplan na tien jaar wordt bekeken, kan de raad oordelen of er aanleiding is om het voor wat dit punt betreft te herzien. Het aanwijzen van een beschermd dorpsgebied door beide vorengenoemde ministers wil alleen maar zeggen, dat voor het betrokken gebied binnen een jaar een uitbreidingsplan of een komplan tot stand moet komen en dat, uiteraard, bij de vaststelling van zo'n plan rekening moet worden gehouden met het feit dat het betrekking heeft op een waardevol dorpsgezicht. Spreker meent dat de raad ook zonder de vaststelling van dit beschermde dorpsgebied volgens de Monumentenwet er wel rekening mee zou hebben gehouden dat men heeft te maken met een waardevol dorpsgezicht. In zoverre verandert er dus niet zo heel veel. De raad wordt nu echter gedwongen om bin nen een jaar na de vaststelling door meergenoemde ministers - die dus geen bouwverbod inhoudt - met een uitbreidingsplan voor dit ge bied te komen De heer HILHORST vraagt of het, zoals hij meent te weten Monumentenzorg is geweest die is gekomen met een plan in enge re zin De VOORZITTER merkt op dat de Monumentenwet een Monumentenraad kent en dat de Monumentenraad de minister heeft geadviseerd om dit beperkte dorpsgebied vast te stellen. De heer HILHORST merkt op dat men tijdens de com missoriale behandeling van deze zaak is geconfronteerd met een voor stel van B W dat betrekking had op een veel groter gebied dan het gebied dat de Monumentenraad meende te moeten aanwijzen. Met het oog op het feit dat, zoals de voorzitter zojuist zelve heeft opgemerkt, bij de vaststelling van een bes chermd dorpsgebied nogal wat instan ties zijn betrokken, is in de commissie gesteld: Waarom gaat men het nu moeilijk maken, als het eenvoudig en gemakkelijk kan? Als de raad wanneer het betrokken gebied te zijner tijd aan de orde komt, de overtuiging heeft dat het eigenlijk maagdelijk gebied zou moeten blijven, dan belet niemand de raad dat standpunt in te nemen. Het is evenwel ook zeer goed mogelijk, dat het bij nader inzien door de raad toch wel gewenst wordt geacht, dat er (vooral ook met het oog op de rentabiliteit) bebouwing - laagbouw, rekening houdende met de omgeving - tot stand komt. Wanneer men evenwel op het standpunt om dit gehele gebied maagdelijk te houden zou terugkomen, dan zou dat betekenen dat men als gemeente zou moeten trachten, alle vorenbedoelde instanties te bewegen om een ander standpunt in te ne men dan is vastgelegd m het besluit dat de raad nu zou moeten nemen. Op grond hiervan was men in de commissie grondbedrijf en uitbrei dingsplan van mening, dat het door de Monumentenraad omschreven gebied wel iets kon worden uitgebreid (met de huizen in de Toren straat), doch dat de raad zich beslist niet zou moeten vastleggen voor wat betreft een groter gebied., zolang hij er zelf niet van over tuigd is dat het wenselijk zou zijn, het gehele betrokken gebied in maagdelijke staat te houden. Mochten eventueel het belang van de gemeente en het inzicht van de raad een uitbreiding van het bescherm de dorpsgebied gewenst maken, dan heeft de raad dat zelf in handen. Aanvaardt men evenwel hetgeen B W voorstellen, dan zou dat be tekenen dat men, wanneer men tot andere gedachten zou - 162 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 163