18 november 1964. 238 (2) Ingekomen stukken. a. Schrijven van het hoofd van de centrale afdeling postexploitatie van het staatsbedrijf der P.T.T. d.d. 27 oktober 1964 inzake het postagentschap Soest-Zuid b. Besluit van de voorzitter van het centraal stembureau ter benoeming van de heer A.S. Westra tot lid van de raad dezer gemeente; c. Mededeling van de voorzitter van het centraal stembureau dat de heer A.S. Westra de benoeming tot lid van de raad dezer gemeente heeft aange nomen d. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze stukken worden aangenomen voor kennisgeving. e. Schrijven van burgemeester en wethouders met bijlage inzake de bouw van woningwetwoningen in plan Eng Imet voorstel deze stukken voor kennis geving aan te nemen. De heer DE BRUIN neemt aan dat dit ingekomen stuk betrekking heeft op de besprekingen, die de vorige keer in een besloten vergadering zijn ge houden. Op grond daarvan wil hij het volgende zeggen. Op 12 november 1963 heeft hij tot het college een drietal vragen gericht inzake de gebreken aan de woningwetwoningen aan het Van der Velde- plantsoen. Zoals uit de notulen van 20 november 1963 blijkt, delen burgemees ter en wethouders tot twee keer toe mede, dat deze zaak vrij eenvoudig is en dat op zaken die de publieke belangstelling hebben een spoedige reactie ge wenst is. In de vergadering van 20 november 1963 stelt het college aan de raad een schrijven ter hand aangaande deze aangelegenheid, waarin drie pun ten belangrijk zijn: 1. dat de feiten het college reeds voldoende bekend waren; 2. dat aan het bureau Aronsohn te Rotterdam opdracht is gegeven een onder zoek in te stellen; 3. dat een en ander niet heeft geleid tot een controverse. Wat dit laatste betreft vraagt spreker zich af, wat er dan wel moet gebeuren om tot een controverse te geraken. Vijf maanden later, op 6 april 1964, heeft hij het college eraan herinnerd, dat hij nog geen antwoord had ontvangen op zijn schrijven van 20 november 1963. In de vergadering van 15 april deelt de voorzitter mede, dat de rapporten inzake de flatwoningen op de Eng nagenoeg klaar zijn en elk ogenblik kunnen binnenkomen. Het is de bedoeling deze rapporten in de volgen de vergadering van de raad aan de orde te stellen. Op 29 juni 1964, dus we derom bijna drie maanden later, herinnert spreker het college voor de tweede maal aan deze zaak. Als in de vergadering van 15 juli 1964 een agendapunt ter sprake komt, waaraan hij onmiddellijk de door hem gestelde vragen koppelt, deelt wethouder Van Zadelhoff mede, dat even voor de vorige raadsvergadering, dus 17 juni 1964, het rapport van de firma Aronsohn is binnengekomen, maar dat dit rapport voor leken volkomen onleesbaar is; het rapport moet echter eerst naar de ontwerper van de betrokken woningen, alsmede naar de voor deze bouw aangestelde betonconstructeurPas dan is de zaak geheel rijp om aan de raad te worden voorgelegd. Gedateerd 15 oktober 1964 ontvangt de raad van het college een schrijven, waarin wordt medegedeeld dat het bureau Aronsohn na afloop van de vergadering van 21 oktober 1964 een toelichting zal geven op het door hem op gemaakte rapport inzake de woningbouw in het plan Soestereng I en dat een en ander in de raadsvergadering van 18 november 1964 zal worden behandeld. - 176 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 177