9 december 1964.
zullen dan maar moeten drukken op de betrokken woningen. Maar men weet
ook, dat misschien wel alle ellende ten aanzien van de woningbouw wordt
veroorzaakt door de beperktheid van de financiële mogelijkheden voor
het realiseren van die bouw.
Bij de vorige begrotingsbehandeling hebben wij gewezen op
de moeilijkheden ten gevolge van de verlaging van de rijks-subsidie
voor de woningwetbouwDe wethouder kan, wat het kwantum betreft, niet
voor- of achteruit. Wij zijn ervan overtuigd, dat de wethouder met
ons gaarne voorzieningen zou willen treffen, die beslist noodzakelijk
zijn om de leefbaarheid en de aangename bewoning te bevorderen. Deze
voorzieningen kunnen echter niet worden getroffen, doordat de zaak
vastzit op de curveprijs, waar men niet bovenuit mag gaan. Dat brengt
eendeels mee dat de grond benodigd voor die bouw niet volledig kan
worden gerealiseerd naar verhouding van de kosten en anderdeels, dat
bepaalde voorzieningen moeten worden nagelaten, die men in het belang
van de soliditeit, maar vooral van het esthetisch aanzien van die
bouw, zowel binnen als buiten, zo graag zou bevorderen. Het gevolg
daarvan is (en dat is een van de grote moeilijkheden op het gebied
van de woningbouw)dat het ondanks al die besparingen uitgesloten
is, dat woningwetwoningen zonder meer door een aannemer worden ge
bouwd. Er moet een omlijsting van premie- en vrijesectorbouw worden
aangebracht; anders lukt het niet. Maar, mijnheer de voorzitter,
daarin ligt ook volledig opgesloten, dat wat de centrale overheid
heeft nagelaten voor wat betreft subsidiëring, voor rekening komt
van juist diegenen, die, echt niet uit weelde, een woning moeten
aantrekken, maar net niet in aanmerking komen voor een woningwet
woning. De woningen waarop zij zijn aangewezen worden in prijs op
getrokken als gevolg van het beleid van de centrale overheid ten
aanzien van de woningwetwoningen. En dan is het vanzelfsprekend dat
niet alleen die categorie van woningen, maar het gehele woningbezit
maar steeds in prijs oploopt, als gevolg van dit regeringsbeleid.
Wij vragen ons dan ook ernstig af, of niet vanuit gemeentebesturen -
o.a. vanuit deze gemeente, die met die moeilijkheden zit - bepaalde
suggesties in de richting van de centrale overheid moeten worden ge
daan, om te bereiken dat én het esthetisch aanzicht én de bewoon
baarheid van de woningwetwoningen kunnen worden bevorderd en om te
bereiken, dat de correlatie tussen woningwetbouw en premie- en vrije-
sectorbouw niet die gevolgen heeft die zij op het ogenblik heeft
Nu is het de bedoeling dat wij straks gaan beginnen in het
Soesterveen. Maar ik moet nog zien dat wij van de zomer zover zijn,
dat we kunnen beginnen. Ik ben ervan overtuigd, dat als het wél zal
gebeuren, het niet zal kunnen zonder dat de rechterlijke macht ons
hierin te hulp komt. Ik vind dit uitermate betreurenswaardig. Men
wist toch sinds jaar en dag dat deze realisering zou moeten plaats
hebben. Wij hebben echter (ik maak het college geen verwijt, want
ik ken de voortvarendheid van dit college in dit opzicht) nog lang
niet alle benodigde grond in ons bezit, ook niet voor wat betreft het
gebied waar nu in de eerste plaats zal worden begonnen. Bovendien
(nogmaals: wij hebben tot nu toe als op rozen gewerkt) zullen de voor
zieningen daar, los van dat wooncomplex, toch ook een keer moeten wor
den gerealiseerd.
Ik meen, mijnheer de voorzitter, dat het nu ongeveer zes
jaar geleden is dat de landbouwcommissie in Soest voor het laastst
heeft vergaderd. U bent, meen ik, voorzitter van die commissie. Op
die vergadering is er door u aan getwijfeld, of de toegezegde af-
waterverbetering van het Soesterveen reeds gerealiseerd was.
- 217 -