9 december 1964.
afdeling openbare orde en binnenlandse veiligheid. Hij vraagt zich
echter af of de voorzitter niet genegen zou zijn om er, op welke
manier dan ook, bij het departement van binnenlandse zaken op aan
te dringen, dat men nu eindelijk eens voor de dag komt met het re
organisatieplan. (Het is tenslotte op een gegeven moment, met be
trekking tot een andere zaak, ook gelukt rijkswaterstaat snel een
decisie te laten nemen)
Spreker interesseert zich in dit verband niet alleen voor
de omvang van het ressort en voor de standplaats en rang van de
nieuwe korpscommandant, doch in het bijzonder ook voor de bevelsver
houdingen. Hoe zal in de toekomst zijn de beschikkingsbevoegdheid
van de burgemeester ten opzichte van de aanwending van de preven
tieve politie, dus van de bestuurspolitie? Hoe stelt men zich voor
dit te regelen, zonder in de knoop te geraken met de burgemeesters
van de andere betrokken gemeenten?
Het is niet moeilijk, de technische bevelvoering en de ad
ministratieve organisatie in één hand te houden, maar des Pudels Kern
is natuurlijk de bevelsbevoegdheid met betrekking tot de bestuurspo
litie en alles wat daarmede samenhangt.
Tot slot wil spreker een opmerking maken met betrekking
tot de tegenwoordig fungerende korpscommandant. Deze commandant
heeft in het verleden een bijzonder zware last gedragen en hij
draagt die last ook thans nog. Spreker zou het bijzonder op prijs
stellen, wanneer diens toekomstige carrière zou worden gehonoreerd
in overeenstemming met de last die hij in het verleden heeft gedra
gen en de bekwaamheid die hij heeft getoond.
De VOORZITTER zegt als antwoord op de desbetreffende opmer
king van de heer Dijkstra, dat het eigenlijk niet om een "reorgani
satie", doch om een geheel nieuwe rechtsfiguur gaat, die men wil in
troduceren, omdat hetgeen men beoogt onder de huidige wetgeving niet
mogelijk is. Met betrekking tot de vraag hoe het ministerie zich dit
voorstelt, kan spreker niets mededelen, omdat het ministerie zich
ten aanzien van deze materie verder in een volkomen stilzwijgen hult.
Hij kan hierdoor niet zeggen, of hiermede voortgang wordt gemaakt,
noch of er zich in dezen intern wellicht moeilijkheden voordoen. Hij
heeft hierover niets gehoord. Hoe langer dit alles duurt, hoe minder
hij hierin gaat geloven, overigens zonder te weten of dit terecht of
ten onrechte is.
Mocht bedoelde nieuwe rechtsfiguur inderdaad ontstaan, dan
zal daarbij rekening zijn gehouden met de verantwoordelijkheid van
de burgemeester voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid
in zijn gemeente, dus zowel op het gebied van de preventieve als op
dat van de repressieve politie, zoals die nu ook bestaat.
Spreker vindt de huidige toestand hoogst onbevredigend. Dit
zal hij de minister van binnenlandse zaken nog eens doen weten. Maar
verder kan hij hierover eigenlijk niet veel zeggen.
De heer DIJKSTRA vraagt voorts of het korps beroepspolitie
op het ogenblik op de toegestane sterkte is.
De VOORZITTER deelt mede dat er op het ogenblik één vaka-
ture is. Dat vormt echter in het geheel geen probleem. In Soest heeft
men n.1. nooit moeilijkheden met de aanvulling van het korps. Het be
treft hier slechts een routinevakatureNormaal is het Soester korps
op sterkte.
De heer DIJKSTRA: Er is dus geen structurele onderbezetting?
De VOORZITTER: Neen. Dat is een probleem, dat wij niet kennen.
De heer HOM is dankbaar voor het door het college inzake
het Kerkpad gegeven antwoord. Degenen die aan het Kerkpad wonen, mogen
daarover met de auto rijden.
- 256 -