15 april 1964.
De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL merkt op in deze zaken weinig
onderlegd te zijn. Hij vraagt zich echter af, of het niet beter is de door hem
aangehaalde zin zodanig te wijzigen, dat er staat dat het niet mogelijk is ge
bleken alle in het besluit aangegeven percelen in der minne te verkrijgen. De
thans in het voorstel staande zin is niet juist. Spreker meent namelijk te weten,
dat er nog eigenaars zijn, die van niets weten.
De wethouder VAN ZADELHOFF merkt op dat dit misschien geldt voor de
eigenaars van enkele achtertuinen. De grote massa van de eigenaars is echter wel
op de hoogte.
Kan de raad ermede akkoord gaan, dat het college de opmerking van de
heer Berkelbach van der Sprenkel nader op haar merites bekijkt en zö nodig de re
dactie van de overwegingen iets wijzigt?
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen, met
inachtneming van de laatste opmerking van wethouder Van Zadelhoff.
De VOORZITTER sluit daarop, te 20.45 uur, de vergadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 mei 1964.
De secretaris,
De voorzitter
- 65 -