1 5 januari 1 964. zake van het verlies aan zelfstandigheid bij samenvoeging. Spreker is daar niet zo heel bang voor; dit vooral omdat de toekomstige korpschef Soest als stand plaats zal krijgen. De heer ORANJE: Wie zegt dat? De heer DIJKSTRA neemt aan dat de kwestie van de bevelsverhou dingen de zaak niet nodeloos ingewikkeld zal maken. De toekomstige korpschef zou dus een drietal directe chefs hebben met betrekking tot het dagelijks beleid. De bevelsverhoudingen moeten dan bijzonder duidelijk worden omschreven. Het belangrijkste acht spreker in dezen echter de volkomen open heid. Hij hoopt dat de burgemeester deze openheid zal kunnen bevorderen bij het ministerie en zo nodig bij het provinciaal bestuur. In dit verband wijst spreker op de geleidelijke ontwikkeling, die zich in de grote steden - en met name in Amsterdam en Den Haag - voordoet. Met betrekking tot bijzonder actueel geworden punten van het dagelijkse beleid inzake de politie (de nozemveldslagen in Den Haag tijdens de oudejaarsnacht en de enorme rel in Amsterdam naar aanleiding van N. A TO-demonstratieheb ben de raden van bedoelde steden bijzonder uitvoerig kunnen spreken. Deze ra den hebben dit zeer gewaardeerd. Ook hier zou een dergelijke gang van zaken ongetwijfeld zeer gewaardeerd worden. Wat dit betreft, heeft de burgemeester de raad overigens nooit in het ongewisse gelaten. Spreker hoopt dat de burge meester het ministerie zal kunnen bewegen, de drie betrokken raden niet jaren te laten wachten, maar ze vroegtijdig in te lichten over de consequenties van de onderhavige materie. Mevrouw POLET-Musler hoopt dat de samenvoeging niet zal leiden tot een vervreemding tussen politie en burgerij als die welke men op het ogenblik in de grote steden ziet. De burgemeester heeft zoéven een vergelijking gemaakt met de E.E.G. Een principieel verschil is echter, dat de E.E.G. vrijwillig is aangegaan, terwijl de onderhavige samenvoeging de betrokken gemeenten wordt opgelegd. En alles wat wordt opgelegd, is moeilijk te verduren. Spreekster hoopt dat de betrok ken instanties daarvoor begrip zullen opbrengen, door de burgemeester in de ge legenheid te stellen hun raden zo vroegtijdig mogelijk in te lichten over de te ne men maatregelen. De heer HOM dankt de burgemeester voor de gegeven inlichtingen. Hij vertrouwt erop, dat de burgemeester, zodra hem dit mogelijk is, de raad na dere inlichtingen zal verstrekken. De VOORZITTER merkt opdat de heer Dijkstra op listige wijze heeft getracht hem uit de tent te lokken. De heer Dijkstra heeft namelijk enkele fantasieën geventileerd, in de hoop dat die zouden worden tegengesproken en dat spreker daarbij zou zeggen, hoe het dan wel is. Deze is echter niet gerechtigd daarover te praten, hij kan er dus niet op ingaan. Hij kan alleen zeggen, dat z.i. het aan de minister gedane voorstel een grote mate van evenwichtigheid in de opbouw heeft. Wanneer spreker gemachtigd is de raad meer te vertellen, zal hij dit uiteraard onmiddellijk doen. Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen; e. Brief d.d. 23 december 1963 van de heer J.K. de Bruin, lid van de raad de zer gemeente inzake de onteigening van grond aan de Middelwijkstraat van de heer Lubbers met voorstel om deze brief gezien het aan de raad toegezon den schrijven d.d. 3 januari 1964, voor kennisgeving aan te nemen. De heer DE BRUIN wil, nu zijn aan het college en niet aan de raad gerichte brief bij de ingekomen stukken is terecht-gekomen, een enkele opmer king maken over de voorlichting met betrekking tot de kwestie-Lubbersalsme de over de door het college in het algemeen gegeven voorlichting. Met betrekking tot de zaak-Lubbers hebben hem twee punten heel erg verwonderd. - 8 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 9