15 september 1965 Naar sprekers gevoelen heeft men in het totaal van het landelijke bouwbeleid een beetje te krap gemeten met schoolruimten (om maar niet te spreken van gymnastieklokalen). Dat is een feit waar men zich bij neer heeft te leggen. Daarom is in Soest gezocht naar een oplossing op wat langere termijn. Want wanneer de woningbouw in deze gemeente doorgaat in het tempo dat men langzamerhand in het vooruitzicht krijgt, dan zal het aantal noodlokalen hier, tenzij er wat anders gebeurt, waarschijnlijk een veelvoud worden van wat men tot nu toe op dit gebied al heeft Daarom vindt er momenteel - nadat overleg is gepleegd met alle schoolbesturen ter plaat se - overleg plaats met de gemeente Amersfoort, teneinde te trachten, door vereenvoudiging in de bouw (in de goede zin; niet door een en ander zo kaal mogelijk te maken, maar b.v. door standaardisering van bepaalde onderdelen van de bouw) te bereiken, dat men met de scholenbouw de woningbouw een beet je kan bijhouden. De gemeente Amersfoort zit met een nog veel groter aantal noodlokalen dan Soest. Het ziet ernaar uit, dat men in Soest inderdaad zover zal komen, dat men de nieuwbouw zo'n beetje zal kunnen gaan bijhouden. Men zal hier echter blijven zitten met het langzaam inlopen van wat er op dit moment eigenlijk wordt vereist aan lokaliteiten. De verlaging van de leerlingenschaal heeft in vele gemeenten tot ef fect gehad, dat men aan lokaliteiten en onderwijzers kon handhaven wat men had, door het statische karakter van die gemeenten en het teruglopen van het aantal schoolgaande kinderen. In de gemeente Soest kan men dit bepaald niet merken. Ook dat is een rol gaan spelen. Men is hier dus voor een aan tal problemen geplaatst. Men moet overigens in nieuwe wijken altijd gebruik maken van noodloka len. De heer Dijkstra: In het begin. De wethouder DE HAAN: Neen, ook later nog. Voortgaande zegt spreker dat de nieuwe wijken altijd nog het beeld hebben vertoond van een tijdelijke top van schoolgaande kinderen, die na een aantal jaren vrij snel afneemt tot een lager niveau. Wanneer men zou bouwen voor de top zou men na 7, 8 of 10 en in sommige gevallen na 12 jaar lege lokalen overhouden, doordat het grootste aantal schoolgaande kinderen de kleuterschool en de lagere school dan zal hebben gepasseerd. Dan komen de andere schoolvormen wel aan de beurt, maar die liggen in een andere wijk of in een andere gemeente. Daarom zal men altijd moeten werken met een zekere flexibiliteit. Wanneer men een geheel nieuw bouwplan heeft, zodanig dat men van de ene wijk doorschuift naar de andere, ligt de zaak wat gemakkelijker, aangezien men dan wel eens even leentjebuur kan spelen bij een nog in ontwikkeling zijnde wijk. Een voorwaarde daartoe is, dat men met de nieuwbouw minstens gelijke tred houdt met de woningbouw. De mogelijk heid daartoe is voor wat Soest betreft aanwezig. Hierover heeft overleg plaats gehad met het betrokken departement. Dat was heel plezierig en soe pel, niet strikt wettisch. Het college ziet aankomen, dat men wanneer men met de gemeente Amersfoort tot het beoogde resultaat komt, in Soest de nieuwbouw in elk geval zal kunnen bijhouden. Het hangt dan af van de mate waarin men iets ruimer zal gaan voorzien in de noden van de nu nog in ont wikkeling zijnde wijken, hoe lang en hoe veel noodlokalen nog zullen moeten worden gebruikt De heer DIJKSTRA: Bestaat er een norm waaraan het departement vasthoudt in de verhouding tussen het aantal noodlokalen en het aantal bestaande lo kalen? De wethouder DE HAAN: Geen enkele. De heer DIJKSTRA: Het is dus maar trekken wat je krijgen kunt. De wethouder DE HAAN: Nou, je krijgt niet veel. Dat is het juist. Want dat hangt weer af van een aantal van die typische uitvindsels van de bureaucratie, in de geest van: Als dat in het verleden is gebeurd, mag men officieel een paar noodlokalen hebben - is dat achterwege gelaten, was daar toe indertijd geen aanleiding of mocht men toen nog niet op het lijstje - 119 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1965 | | pagina 120