20 oktober 1965. Wanneer die wenselijkheid afneemt, moet de overheid in hetzelfde tempo kunnen terugtreden. Het huidige college staat op het standpunt, dat binnen zo kort en redelijk mogelijke termijn zal moeten worden bekeken, in welke mate de gemeente op bestuurlijk vlak kan terugtreden, teneinde de burgerij nog duidelijker te maken, dat het hier echt een zaak voor en door de burgerij betreft. Dit moet dus niet een "ambtenaarlijke" zaak worden. Dankbaar is spreker voor de door de heer Berkelbach van der Spren kel betuigde adhesie met het voorstel. Als antwoord aan mevrouw Polet zegt hij, dat het blijven inschake len van vrijwilligers in belangrijke mate zal afhangen van de mate,waarin het bestuur een team zal kunnen vormen en de vrijwilligers bereid zijn zich in de nieuwe situatie in te passen. De zaak zal in het bredere verband meer met deskundige krachten worden behartigd, waardoor er voor de vrijwilligers wel licht minder interessant werk overblijft. Spreker gelooft echter dat het zin heeft zoveel mogelijk gebruik te blijven maken van de vrijwilligers. De heer Hom is een beetje bang voor hak- en breekwerk, terwijl de heer Elbertse daarbij heeft aangehaakt. De heer Elbertse kan worden medege deeld, dat de vraag of men aan het hakken en breken zal moeten gaan, afhangt van de bereidheid van volkshuisvesting om bouwvolume voor dit doel beschikbaar te stellen. De verbetering en verbreding van de Dalweg hangt af van de ver plaatsing van de katholieke bibliotheek. In de ontwerpbegroting voor 1966 zal men een post aantreffen voor de verbetering en de verbreding van de Dalweg. In verband daarmede zal de khtholieke bibliotheek moeten verdwijnen. Daarop vooruitlopende heeft spreker - misschien wat onvoorzichtig - gezegd: Dan zul len wij misschien met een faseplan moeten gaan werken. Daaruit is ontstaan de schrik van: Als het dan maar niet gaat stui ven als er mensen in de leeszaal zijn. Bedoeld faseplan zou echter zodanig kunnen worden uitgevoerd, dat wanneer men een breekwerk achter de rug heeft, men bepaalde, niet direct noodzakelijke andere onderdelen - b.v. de school bibliotheek, en de ruimte voor expeditie - alvast gaat inrichten. En daarmede zijn geen stof en breekwerk gemoeid. Dan krijgt men wellicht de mogelijkheid wat eerder een portie van het benodigde bouwvolume te veroveren. Dit is ech ter een kwestie van het beleid in de toekomst. Daarover kan spreker op het moment verder geen verstandig woord zeggen. De heer ELBERTSE: Mag ik u dan uitnodigen bij de aanvrage van de rijks goedkeuring de door wethouder De Haan genoemde noodzaak tot sloping van de ka tholieke bibliotheek in verband met de verbreding van de Dalweg een zodanige urgentie te geven, dat de rijksgoedkeuring voor het geheel in één keer afkomt? De wethouder DE HAAN: Dat is ook beslist onze bedoeling! Het gewijzigde voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 197(18) Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke vergoedingen over 1964 overeen komstig de bepalingen van de kleuteronderwijswet 198(19) Voorstel tot wijziging van de algemene brandverordening 199(20) Voorstel tot verlenging van de ontruimingstermijn van enige onbewoonbaar ver klaarde woningen. Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 200(21) Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet voor de aanschaffing van een noodlokaal ten behoeve van de openbare kleuterschool te Soesterberg. De heer DE BRUIN vraagt of de lokalen van deze "rijdende kleuter school" voldoen aan de maten, die zijn voorgeschreven om in aanmerking te komen voor rijksbijdrage. Spreker vindt het voorts minder gewenst - om zich heel voorzichtig uit te drukken -, dat de binnenkomende post niet is gericht aan het college, de raad of een functioneel ambtenaar. De wethouder DE liAAN merkt op dat het hier de eerste kleuterschool van dit type in den lande betreft. Hij kan derhalve niet de garantie geven, dat hiervoor toestemming zal worden verkregen. De inspectrice is echter en thousiast voor deze aankoop. - 139 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1965 | | pagina 140