20 december 1965. staat in 1966 des te meer waarde krijgt ten gevolge van de maatregelen van de regering ter zake van het leningsplafond en het uitsluitend mogen betrekken van kapitaal via de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. Wij kunnen daarin niet anders zien dan een - hopelijk zeer tijdelijke - recessie ten aanzien van het doen van uitgaven. Hoe meer wij belemmerd worden in het doen van uitgaven, hoe urgenter het is dat wij behoorlijk overleggen, wat het eerst en wat vervolgens gedaan moet worden. Als voorbeeld diene het volgende. U stelt ons in de begroting voor om over te gaan tot riolering van de Gentiaanlaan en de Larixlaan. Ik stel mij voor dat in een oud gedeelte van de gemeente wel straten zijn aan te wijzen, waar de aanleg van riolering veel urgenter is (niet in het minst met het oog op het hemelwater) dan in de beide hiervoor genoemde lanen. De laatste weken is dat nog zeer duidelijk gebleken.' In het antwoord schrijft het college dienaangaande: Maar denk eraan, dat de Gentiaanlaan en de Larix laan in het waterwingebied liggen. Inderdaad, maar dat wisten wij ook al toen de eerste bouwvergunningen ten aanzien van deze lanen werden afgegeven. Aangenomen moet toch worden, dat bij het verlenen van die bouwvergunningen zodanige eisen zijn gesteld, dat althans voorlopig de huidige situatie geen bezwaren oplevert voor het waterwingebied. Ik geloof daarom dat het bepaald gewenst is ergens anders dan in de Gentiaanlaan en de Larixlaan met de riolering door ,te gaan. Uiteraard heeft het college de verantwoordelijkheid voor hetgeen wordt voorbereid. De verantwoordelijkheid voor hetgeen wordt uitgevoerd en waarvoor kredieten worden toegestaan, ligt echter bij de raad. Mijn fractie zou het bijzonder op prijs stellen, indien de raad - b.v. door de urgen- tiestaat - de beschikking krijgt over het materiaal op grond waarvan hij een oordeel kan vellen over de volgorde met betrekking tot de uit te voeren werken. Enigszins teleurgesteld zijn wij over het antwoord van het college op onze vraag ter zake van het efficiency-onderzoekwaarvoor wij een kre diet hebben verleend. Met vorige sprekers ben ik het eens, dat het Ant woord van het college op hetgeen tijdens het afdelingsonderzoek naar voren is gekomen, de sporen draagt van een snelle behandeling en van oppervlakkig heid die bij een dergelijke snelheid als vanzelf te voorschijn treedt. Het college deelt mede dat de voorlopige resultaten van het efficiëncy-on- derzoek hebben geleid tot de conclusie, dat men met dit onderzoek maar beter kon stoppen. Deze mededeling verwondert ons. Wij hebben er moeite mee die zondermeer te verwerken. Wij leven in een dynamische tijd. Ondanks recessies, ziet men in de gemeente groeiprocessen in een vorm die men in het verleden eigenlijk nooit heeft gekend. Dezer dagen ontmoette ik een oud raadslid. Die had de tijd nog gekend, dat Soest 7.000 inwoners telde. Thans zijn het er meer dan 31.000.' Binnen een mensenleven is Soest dus gegroeid van 7.000 tot meer dan 31.000 inwoners. Dit groeiproces brengt natuurlijk ook een groei proces met zich mede van het apparaat dat de gemeente bestuurt - zowel op het administratieve als op het bedrijfstechnische vlak. Mijn fractie kan zich niet anders voorstellen dan dat deze ontwikkeling het college van tijd tot tijd voor de vraag stelt: Hoe moeten wij de uit deze ontwikkeling voort vloeiende problemen op een efficiënte en goede wijze oplossen? De wet van Parkinson speelt ook hier. Daar ontkomen wij geen van allen aan, mijnheer de voorzitter. En daar ontkomt ook u niet aan. Daaraan ontkomen evenmin de onder uw leiding arbeidende ambtenaren. Het spijt ons daarom, dat ons niet zijn voorgelegd de feitelijke gegevens, op grond waarvan u heeft besloten het efficiëncy-onderzoek niet voort te zetten. Het spijt ons - voor zover wij althans over stof beschikken om hierover te kunnen oordelen - dat u met het efficiency-onderzoek bent gestopt, omdat ons inziens ook binnen het gemeentelijke apparaat de ontwikkeling van dien aard is, dat er aanleiding bestaat de efficiency van werken bij voortduring in het oog te houden. - 184 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1965 | | pagina 185