20 december 1965.
men heeft niet verder gesprongen dan zijn polsstok lang was, maar men
heeft bepaald ook niet korter gesprongen. Spreker meent dat men het
uiterste heeft gedaan om zoveel mogelijk voor de gemeente te bereiken.
In zoverre is de begroting voor 1966 een logisch vervolg op die voor
1965. Men gaat op dezelfde weg voort. Daardoor wordt voorlopig beschikt
over een deel van de reserve. Maar het staat, zoals men in de nota van
aanbieding heeft kunnen lezen, voor het college nog helemaal niet vast,
dat deze beschikking een definitieve beschikking is. De ervaringen ten
aanzien van de afgelopen jaren hebben namelijk geleerd, dat er in de
loop van het jaar door het rijk veelal nog weer hogere uitkeringen worden
gedaan, waarmede bij het opmaken van de begroting geen rekening is gehou
den en die dan de begrotingspositie aanmerkelijk verlichten.
Naar aanleiding van de van alle zijden gehoorde desbetreffende
klacht zegt spreker, dat ook het college het als een bezwaar heeft ge
voeld, dat de tijd van voorbereiding van deze begrotingsbehandeling zo
kort is geweest. Dit is ieder jaar weer een probleem. Men is wel eens
veel later geweest met de begrotingsbehandeling. Het vorige jaar was men
iets gelukkiger; dit jaar is het niet meegelopen. Spreker is met de raad
van mening dat het niet juist is, dat de voorbereidingstijd zo kort is
en dat daarom met grote kracht zal moeten worden gestreefd naar maatre
gelen om deze onjuiste situatie te voorkomen. Het is juist de begroting
in december te behandelen, maar dan moet zij worden aangeboden op een zo
danig tijdstip, dat de raad voldoende tijd heeft voor de bestudering er
van, alvorens zij in de afdelingen in behandeling komt, en dan moet ook
de tijd tussen de verschijning van het Antwoord en de openbare begrotings
behandeling in de raad (welke tijd dit jaar bijzonder kort is geweest)
voldoende lang zijn om het de raad mogelijk te maken, de zaken rustig te
bestuderen. Spreker geeft de raad de verzekering, dat hij zal streven naar
maatregelen waardoor datgene wat voorafgaande aan de begrotingsbehandeling
in de raad moet worden gedaan, wat rustiger kan worden gedaan dan dit
jaar mogelijk was en zonder dat de begrotingsbehandeling in de raad naar
een te laat tijdstip wordt verschoven.
Het college is het met de heer Hom eens, dat er dit jaar in
Soest weinig is gebouwd en dat de woningwetbouw dit jaar helemaal slecht
aan zijn trekken is gekomen. Het jaar 1965 en voor éen deel, het jaar 1966
zijn overgangsjaren; deze beide jaren vormen een periode tussen twee bouw
wijzen. Enerzijds de woningbouw zoals die tot nu toe plaats had en ander
zijds de woningbouw in veel grotere complexen, waarbij wordt gebouwd in
bouwstromen. De woningbouwplannen die op het ogenblik in voorbereiding
zijn en die naar spreker aanneemt zeer binnenkort zullen worden afgerond,
hebben betrekking op omvangrijke bouwstromen. Verwacht mag worden, dat
in het begin van 1966, waarschijnlijk met twee grote bouwstromen, zal /or
den begonnen. De heer Hom heeft wat dit betreft een uitbreiding gesugge
reerd. De bouwstromen waaraan het college denkt hebben betrekking op 1.700
woningen in een tijdvak van 4 jaar. De heer Hom heeft gesproken over 2.500
woningen en dat betekent nog een bouwstroom erbij. Dit is niet onmogelijk;
in deze richting wordt nog gedacht.
(De heer Grift, komt 10.30 uur, ter vergadèring.
Het verkeer is reeds van ouds een probleem in Soest. De toe
neming van het verkeer maakt het probleem uiteraard nog veel groter. De
rijksweg in Soest is eigenlijk al tientallen jaren een onding. Deze weg,
die hier door een bebouwde kom ter lengte van een kilometer of zes loopt,
is een belangrijke intercommunale weg, die dus het intercommunale verkeer
opvangt, maar tevens een weg die een bijzonder belangrijke lokale functie
heeft. Deze weg voldeed in het verleden al niet en het is geen wonder
dat hij op het ogenblik helemaal niet meer voldoet. Hierbij moet in het
oog worden gehouden, dat het een rijksweg is en dat derhalve de rijkswa
terstaat verantwoordelijk is voor deze weg en ook voor de gebreken die
- 186 -