20 december 1965.
wordt aangegeven, zal dat parcours door het college worden vastgesteld.
Dan zullen borden worden aangebracht, zodat iedere ruiter weet waar hij
mag rijden. Gaat men van de ruiterpaden af, dan zal de politie moeten op
treden.
De heer DIJKSTRA zegt naar aanleiding van volgnummer 354 dat
de kosten voor de instandhouding van het gemeentelijk bosbezit in het
laatste jaar bijzonder hoog zijn geweest. Zijn hieromtrent maatregelen
genomen?
De VOORZITTER zegt dat het door de heer Dijkstra bedoelde bedrag
het rekeningcijfer van 1964 betreft. De rekeningcijfers van 1962 en 1963
waren ook zo hoog. Ten opzichte van het onderhoud van de bossen bestond
namelijk een grote achterstand. Toen de bossen in beheer werden gegeven
bij de Heidemaatschappij bleek een grote achterstand te bestaan ten op
zichte van verjonging, verdunning en dergelijke. Daarom is 3 jaar lang
extra geld uitgetrokken om de achterstand in te halen. In 1964 is die
achterstand vrijwel ingehaald. In 1965 is de zaak wel heel erg gedrukt,
mede in verband met de hoger wordende loonkosten. Daar men in 1965 wel
iets te ver is teruggegaan, is het bedrag voor 1966 weer wat verhoogd.
De heer DIJKSTRA: Zijn wij nu helemaal bij?
De VOORZITTER: De verdunning is niet helemaal bij. De aanplan
ting is practisch bij.
Hoofdstuk VII wordt, voor wat de uitgaven betreft, zonder hoof
delijke stemming vastgesteld.
Hoofdstuk VIII. Onderwijs, kunsten en wetenschappen.
Volgnummer 360.
Bij dit volgnummer stelt de voorzitter aan de orde. punt 3 van
de agenda
266(3) Voorstel tot vaststelling van het getal wekelijkse lesuren vak-onderwijs
voor de openbare scholen voor g.l.o. en u.l.o. voor het jaar 1966.
De heer PIEREN merkt op dat het college in het Antwoord mede
deelt, er tot dusverre nog niet in te zijn geslaagd, een vakleerkracht
voor de lichamelijke opvoeding aan te trekken. Hij weet dat dit een heel
moeilijk probleem is. Ziet de wethouder hiervoor binnenkort een oplossing?
Het is spreker bekend dat niet alleen in Soest, maar in vele
Nederlandse gemeenten wordt getobd met het aantrekken van vakleerkrachten
voor de lichamelijke opvoeding. Men kent in Nederlands-de z.g. Cios-oplei-
ding. De mensen die deze opleiding hebben gevolgd, zijn volgens de minister
van onderwijs niet voldoende capabel om les te geven aan de lagere school,
omdat het Cios het vak pedagogie slechts in beperkte mate behandelt. De
situatie is thans, dat de normale leerkrachten die de akte j hebben be
haald - ook wel de "huppelacte" genoemd - de kinderen gymnastiekonderwijs
moeten geven. Op vele lagere scholen ziet men de situatie, dat onderwij
zeressen tussen de 45 en de 60 jaar, die zelf zich zeer stram bewegen,
de kinderen een beetje lichamelijke opvoeding moeten bijbrengen. Spreker
geeft dan de voorkeur aan een kracht van het Cios, die dit vak toch op
meer verantwoorde wijze weet te doceren dan een - hetzij met alle eerbied
gezegd - stramme dame. Is het niet mogelijk vanuit Soest deze zaak eens
aanhangig te maken bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en er daar
bij op aan te dringen, dat door overleg tussen het ministerie en het Cios
getracht wordt de opleiding van dat instituut zodanig te verbeteren, dat
de afgestudeerden een functie bij het lager onderwijs kunnen aanvaarden?
Het merkwaardige is dat in sommige gemeenten Cios-krachten wel bij het
nijverheidsonderwijs worden gebruikt. In hoeverre hiervan een bepaalde
discriminatie ten opzichte van het lager onderwijs sprake is, weet spre
ker niet. Wel weet hij dat het ministerie van onderwijs ten opzichte van
het lager onderwijs een wat starre houding ten aanzien van deze zaak in-